In het duizelingwekkende besef dat ik je naam ontcijferde in
de hiërogliefen van de piramiden van Kaïro en ik je beeltenis
heb kunnen herkennen in het atelier van Da Vinci, hunker ik
nog steeds meer naar de hereniging van onze gescheiden zielen.
In de stofdrukte van Rome en de mysteries in het Vaticaans
Archief weet ik dat ik steeds te laat kom, in de kronieken van
hen die ons omringen, omdat zielen verplicht op pelgrimstocht
moeten gaan vooraleer elkaar terug te vinden, drink ik nog steeds
je hartslagen en adem ik nog steeds je strelingen uit in de nacht.
In de preludes van Chopin herkende ik je handtekening en in iedere
zonsopgang hoor ik je zuchten op een wit satijnen kussen, mijmerend
over de dagen waarin we elkaar lief hadden, in de verborgen kamer
van de Taj Mahal weet ik dat je nu nog telkens weer mensen kan
beroeren met je kennis der tijd en je hart welke nog steeds een
asielmagneet is voor gebroken zielen en verdwaalde geesten.
Onverminderd gaat mijn zoektocht door, vanuit de walmen van
absint tot de gelukzaligste parfums van de Parijse couturiers.
Tot in de eeuwigheid zal ik van je houden omdat je mijn zielssleutel bent.