Dauwdruppels

Dauwdruppels

Ik zat wat versuft op een volgeschreven en vol gekraste bank in het park. In het midden van wonderlijke wezentjes die lachten en speelden. De tientallen kinderen die genoten van het laatste stukje groen en deze verdorde stad.

 

Terwijl ik regendruppels waarnam telde ik de dauwdruppels op een bloem en ik dacht aan mezelf en aan alles wat ik had beleefd had. Een eenzame mug vloog boven een bloem en als antwoord op z’n gezoem slenterde er een spin voorbij. Het regende zacht maar ik voelde het niet.

 

Alleen zag ik dat er op mijn dauwdruppels andere druppels vielen en dat ze samensmolten tot een geheel iets anders, even wonderlijk en even mooi.

Dat is nou precies wat gebeurde toen ik haar zag.

“Hallo” zei ze.

Verbaasd keek ik recht in een paar katachtige, groene ogen.

Nu moest ik mijn dauwdruppels wel vergeten!

Er bestond niemand die zo verstrooid was om niet in de ban van die heerlijke ogen te geraken. Zelfs ik niet!

 

Tussen mijn tanden heen vloog er een ‘goedemorgen’ en ik ontweek zorgvuldig die blik en concentreerde me verder op de bloem. Het was onlogisch, maar ja het leven is onlogisch !.

“Voel je, je niet alleen?” vroeg ze.

“Gaat nogal” zei ik en ik ontdekte die wonderlijke lippen waarover haar woorden juist kwamen.

“Bovendien ben ik niet zo alleen; ik heb gezelschap van simpele dauwdruppels, die bloem, een spin, een spelende eekhoorn…”.

“Ah ja” zei ze geïnteresseerd.

“Ik mag je wel” zei ze weer “Je doet me denken aan een regendruppel, je gaat altijd door en er is geen weg terug naar dit gekke wereldje van jou”.

Terwijl ik mijn kraag rechtzette om mijn hals te beschermen tegen de bombardementen regendruppels zei ik: ”Zo zou je het kunnen noemen, het is bovendien erg leuk”.

“Leuk?” herhaalde ze.

“Oh ja best leuk ”loog ik weer.

Ze streek haar fluwelen hand over mijn haar en dan vroeg ze :”Is er nog een plaatsje vrij in jouw wereld?”

“Voor wie?” vroeg ik.

Haar lippen trilden en haar ogen schoten vuur …

 

“Nou, voor een lief, verstaanbaar meisje dat zich eenzaam voelt”.

“Hoe eenzaam?” vroeg ik onbeschaamd.

“Heel eenzaam” antwoordde ze met een diepe zucht.

“Zijn we eigenlijk allemaal niet eenzaam?” protesteerde ik verstrooid.

“Denk je niet dat het tijd wordt er iets aan doen?” vroeg ze lachend.

Ik keek naar de dauwdruppels op de bloem en ik zag de schittering van de plots opgekomen zon, onderaan speelde de spin en bovenaan zoemde de mug.

“Hou je van dauwdruppels?” vroeg ik.

“Net als van mezelf” zei ze.

“Wel dan moet ik ook van jou houden …”

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *