Ik: Wat lig er in mijn gezicht dat
je doet twijfelen aan de kracht
van mijn woorden?
Zijn mijn ogen niet meer de
boodschappers van het gevoel ?
Jij: Er liggen jaren in tussen onze
ontmoeting, ergens hebben wij al
geleefd, jij in jouw wereld, ik in
mijn wereld, nu zijn we samen geworpen
in een universum waarvan we het begin en
het einde niet kennen.
Ik: Wat baat het te hijgen over het verleden
als er geen toekomst is.
Vermoeid ga ik mijn laatste strijd aan
omdat “Ik hou van je” woorden zijn die
mezelf vernietigen, en ik beef voor de
sentimentaliteit die de nacht weer zal
voortbrengen, ik zal weer stille getuigen
oproepen om te kijken hoe duizenden dingen
worden geboren, ik zal weer de pols nemen
van al hetgene dat zal sterven vannacht.
Jij: Iets in mij verplicht mij te zwijgen, omdat ik nog
steeds mezelf niet ben, en ik waarschijnlijk nooit
ben geweest.
Ik vraag je tijd, hoewel ik weet dat je er geen hebt,
vreemde waarde tijd, gek hoe men leeft van seconde
tot seconde, elke minuut dichter bij de dood.
Ik: Praat niet over de dood, ik heb zijn fluwelen hand
gevoeld, ik heb hem zien toeslaan, vlug en ongenadig.
Jij: Lach, omdat elk vraagteken van vandaag morgen een
nietigheid is, leer terug leven !
Wat ik met mezelf doe is mijn zaak, ik ben niet meer
het maagdelijk eiland waar je kan stranden en rusten.
Ik: Vreemd je woorden komen niet tot me door
hoewel ik je lippen zie bewegen.
Het is moeilijk om te vertellen wat niet
in woorden kan worden gebracht, ik voel me
als een kunstenaar die de onmogelijke opdracht
heeft gekregen om het leven vast te leggen, voor
eeuwig.
Jij: Je gezicht laat er geen twijfel over bestaan
dat je reeds hebt geleefd, en nog zult leven
omdat je van het ras bent dat nooit buigt en
altijd streeft naar hetgeen dat je onmogelijk
kunt vinden.
Ergens ben je een dictator voor jezelf en anderen.
Jij hebt geen emotie, emotie heeft jou!
Ik: Zeg maar niets meer.
Jij: De tijd zal het uitwijzen!