Zoals het alleen in Shanghai kan vielen de exotische geuren van de haven onbeschaamd mijn reukzin aan. De zon kwam op zoals altijd slaafs en groots in zijn eenvoud. Mijn blik doolde als een gekwetste vogel over de tientallen kleine bootjes, in de verte hoorde ik een misthoorn, pretentieus fluitend naar de nieuwe dag toe. De gekleurde indrukken kwamen naar me toe als duizenden kolibries die mijn vermoeid netvlies probeerden te strelen in een gebaar van verlichting. De steiger waar ik op stond leek mij op een grappige etappe in mijn zoektocht nu zeventien jaar gaande. terwijl ik het morgenrood liet vallen op mijn gezicht, hoorde ik mijn black Berry, een krachtig trillend gezoem als een bij die in het nauw gedreven werd. Was dit het moment waarop ik had gewacht ? De kleine tekst was een regeltje die een chinees schimmenspel speelde met mijn vastberadenheid. “We hebben hem”. Mijn mensen kwamen dichter bij me als pilaren die me stilzwijgend hadden ondersteund, cybernetische klonen van mijn obsessie. Ze zagen er allen hetzelfde uit, zoals de dagen van mijn bestaan, lang, groot sommigen grijs sommigen zwart…Met hartkloppingen die mijn indrukken bestempelden stapte ik in de voorgereden wagen…
De nachtclub teerde nog op zijn laatste bezoekers toen wij binnenslopen, grotesk monument van slechte smaak en Babylonische versieringen. De loodzware zuilen beschermd door Chinese draken waren het kader van een overladen bar, de rode fluwelen gordijnen een herinnering van vervlogen tijden. Mijn ogen deden pijn van de zware nicotine rook die sluimerde als subtiele gifslangen die onzichtbaar slachtoffers zocht bij hen die de zorgen van de dag verdronken in illusies. In de achtergrond kweelde Old Blue Eyes een lied uit een tijd toen alles nog eenvoudig was. In een fractie van een seconde in de uiterste ooghoek zag ik haar, als een speelse ree die uit het woud de dag kwam begroeten. Een vrouw waarvan je, je afvraagt engel of duivel ? Een parelwit kleed versiert met een prachtige vrouw, porseleinen gaaf gezichtje met volle donkere bruine haarlokken, ogen die zowel zalvend als snijdend dreven over mijn gezicht. Met Sinatra-gespeelde onverschilligheid ging ik zitten samen met mijn gezelschap, de bruine ogen tegenover mij gaven geen knip, alleen meende ik een glinstering te herkennen van verwondering. Waarschijnlijk was Virginia Davenport niet gewoon om geen blijvende indruk te maken op mannen. Mijn rechter schaduw vroeg haar zakelijk “Waar is hij ?”. Haar doordringende blik als een vrieswind door de huilende morgen keken me aan. In de verborgen reactie wist ik dat ze hem wel degelijk had gezien. In onze blikken die elkaar over en over kruisten als degens die willen uitmaken wie de sterkste is, was er geen nutteloze dialoog nodig, de voldoening van het weten was er in overvloed. Ze likte eventjes aan haar volbloed rode lippen in een uiting van een onbesproken verlangen. In een elegantie die haar eigen was schreef ze iets op een velletje papier en schoof ze het tergend traag in mijn richting. Virginia Davenport was niet zomaar een dame, ze kende me als de media figuur en begreep als geen ander wat het was om een masker te moeten trotseren. Mijn schaduw overhandigde haar een omslag welke ze onberoerd liet op de tafel, met mijn blik probeerde ik haar oprecht te danken met een stilzwijgen dat alles verklarend was. Ik betrapte me erop te denken: “Jammer misschien onder andere omstandigheden”…
“Naar Yangshan” zei ik kort in Mandarijns. Mijn schaduwen knikten en als dauwdruppels in een mistige morgen verdwenen we in de menselijke mieren massa. Onderweg naar het eiland op de boot hield ik het geschreven vel papier met daarop het handschrift die me uitdaagde tot het oplossen van nooit gestelde vragen. Virginia Davenport had natuurlijk graag geweten wie ik zocht en waarom. De IJskoude verbazing in haar blik was er één van ontzetting en onbegrip. De pretentie om geen tijd te verliezen had ik, geen scrupules zelfs niet tegen over die adembenemende fascinerende vrouw. Hoe kon ik immers uitleggen dat ik letterlijk mezelf aan het zoeken was? Excentrieke multimedia magnaat die alles overhoop had gegooid op zoek naar de diepste bron van mijn wezen. Het was eerst een reactie geweest van onverschilligheid en ongeloof toen ik het vernam, maar het werd een alles absorberende vlam die me volledig in zijn ban had. Hoe ga je om met de kennis dat er ergens iemand is die exact weet wat je voelt en hoe je ademt, een onfeilbare kopie. Honderdduizenden euro’s en zeventien jaar later was ik nog steeds op zoek naar mijn alter ego, mijn tweelingbroer Ray. Mensenschuwe idioot die ik was, had zelfs geen flauw idee wat ik zou zeggen indien ik hem zou vinden. Hij was de boei die mij uit het water van onbegrip kon halen, mijn oase in een woestijn van mensen die rond me zwermden, mijn bloed, mijn geest…
Eenmaal aangekomen bij het opgegeven adres bekroop mij een vreemd gevoel, een indruk die ik niet kon thuisbrengen, een zucht van aanvaarding zoals het gevoel dat je hebt de seconde voordat je onder narcose wordt gebracht. Uiteindelijk vonden we een Chinees meisje die hem kende. Mijn kaartenhuis wereld viel in toen ze me vertelde dat hij vertrokken was naar onbekende oorden. “Je lijkt op hem” zei ze nog schuchter, maar op een manier die deze zin een ongekende kracht gaf, dit was geen vaststelling van enige onschuld, dit was een ongeopende mededeling. De reactie op mijn gezicht moet alles betekend zijn geweest want ze nodigde me uit binnen het sobere huisje. In dit ene moment werd ik gevangen door een soort van religieus gevoel en betrad ik deze simpele woonst als het heiligdom der mensheid. Mijn ogen probeerden alle details op te nemen in een alles verslindende honger naar antwoorden. De jonge Chinese vrouw glimlachte geheimzinnig in perfecte eenvoud en schoonheid van het moment. Mijn ogen bleven rusten op een muur en tot mijn verbazing zag ik krantenknipsels van mezelf, trofeeën van de paparazzi. Het drong tot me door als een sluipende dolk in mijn vlees. Mijn broer wist van mijn bestaan, meer nog hij volgde wat ik deed op de voet. Ik draaide me om naar de vrouw met ravenzwarte haren en ogen die de bewakers waren van al haar geheimen. Ze maakte een typisch gebaar van stil en stilte…en moe gestreden stapte ik eindelijk van mijn mentale witte schimmel om te rusten aan de voet van een nieuwe helling die ik alleen moest overwinnen. Ik knikte, en ze keek me aan met een oceaan van dankbaarheid en geluk in haar ogen.
Negen uur later zat ik verdwaasd op een trein die me zou terugbrengen naar mijn eigen circus waar ik de ring meester was. ironisch genoeg kon ik alles kopen uitgenomen mijn diepste wens en verlangen, ik was de bevestiging van mijn eigen falen. Op dat moment dacht ik dat het leven geen verrassingen meer had voor mij, totdat ik haar naar me zag toestappen met het krachtigste geluid ter wereld, die van de stilte. Virginia Davenport etaleerde zich naast me neer als een jonge Godin op zoek naar Eden. “Bedankt” zei ze terwijl die bruine kijkers intrigerend speelden op mijn gezicht. Voor de tweede maal gaf ze me een velletje papier…erop geschreven was een uitnodiging in mijn eigen handschrift met het nummer van de trein en het vertrekuur…Nog niet bekomen van mijn verbazing volgde ik haar wijsvinger die een richting aangaf door het venster, in dit magische moment kwam het ijzeren gevaarte van de trein, puffend in beweging…door het half vuile raam zag ik mezelf staan…mijn halfbroer wuifde naar me…en toen begreep ik dat we elkaar zouden vinden op zijn eigen voorwaarden…