Het land lichaam, verhaal van magnetische stuwing tussen licht en eenzaamheid. Liefde is soms afstand kunnen nemen in de stilte van duizend woorden. Op de hengst van de passie is alles vluchtig maar houden van is ook zwijgen in het land Lichaam. Noodlot is een sirene die ons allen aantrekt, de rede is de reddingsboei die pijnlijk afstand neemt van het onvermijdelijke, zoals elke dag de golven afscheid nemen van het strand. In het land Lichaam is het stil en onrustig, versteende gevoelens en een warm brandende nucleus van wat ooit had kunnen zijn. We wandelen allen vroeg of laat door het land Lichaam…
De vraag
Ik : Met de taal der zuiverheid
bekleed ik een ongekend land
dat vorm neemt in mijn geest
omdat het lichaam bovendrijft op
het ijs van de liefde.
Jij : Je bent het gezicht van je lichaam.
Uiterlijk van een drift in de
wrange nasmaak van het verleden.
Heet jij toekomst?
Of ben je de spook schim van het
decadente verleden?
Ik : Ik heb slechts de woorden om een
vaandel te werpen over je bevroren
schouders.
Ik ben het land lichaam, de kus van
de morgen, de traan van gisteren.
Omdat ik mens ben,
Is mijn naam een lichaam.
Jij : Een lichaam is slechts het gebroken schip
teruggeduwd door de oceaan.
Hoe weet ik dat jij het lied bent?
De twijfel
Ik : Indien ik het lied niet was
zou ik vluchten ver weg
van je blik der golven.
Omdat je de kracht bent,
omdat je de zee bent.
Jij : De zee is ook het klaaglied van de dood.
Ik wil de dood niet zijn, ik wil leven.
Groeien en bloeien in een tuin
der hemelse smachten.
Ik : Ik ben niet de rozentuin,
maar de koraal zee van het verlangen.
Ik wil niet langer meer mezelf zijn,
maar slechts een deel van het “wij”.
De poging
Jij : Een naam, een gezicht bruisen op in
een honende vraag.
Ik kan niet houden van vuur én van water.
Ik ben het water, jij bent het vuur.
Ik : Omdat ik vuur ben der haarden
van ongenoegen wil ik mezelf vernietigen
door het gebruis dat verscholen ligt
in je woorden, door de kilte van het verleden.
Laat de warmte van het vuur niet verloren gaan !
Jij : Ja, ik ben de blik der golven.
En ik reik tot over de horizon, maar ik
kom steeds weer naar het strand van de toekomst.
Je kan me niet gevangen houden in een
fractie van het leven.
De zelfverloochening
Ik : Laat me een pier bouwen om je blik te bewonen.
Vraag me niet een golfbreker op te trekken
want je bent oppermachtig, jij bent de geest ik
ben slechts het lichaam.
Jij : Ik ben het bewustzijn en jij bent de verre droom.
Ik : Vertel me je naam zodat ik het kan overbrengen
aan zij die nog moeten sterven.
Jij : Hoe kan ik tegen een naam spreken
als ik je niet kan zien?, ik kijk dwars door je heen.
Het afscheid
Ik : Een dag zal je leren zien over het mistgordijn
van gezichten en woorden.
Mijn lach is de visserssloep op weg naar een
lichtbaken in de verte, een thuis.
Mag ik je naam over mijn lippen dragen,
als het zout van het water?
Jij : Ik alleen ben de toekomst.
Ik : Je bent mijn heden, mijn toekomst,
mijn verleden.
Wees ook het andere land lichaam.
Jij : Het land lichaam is mijn wereld.
De spijt
Ik : Vaarwel stille naam in de avond.
Ik zal je licht niet bevangen door
mijn duisternis.
Dit land lichaam zegt je vaarwel!
Met een kreet van duizenden albatrossen beukt de kolkende water amazone in op de golfbreker van de angst. Vaarwel is een woord dat wordt gedragen door spijt en gemis. De echo van de golven zal decennia trotseren om als apocalyptische ruiters terug te verschijnen wanneer de spijt en het verlangen het hoogst staan aan de horizon van ons leven. Het land Lichaam, de plaats waar je iets van jezelf achterlaat en bagage meeneemt. Het land Lichaam laat ons nooit vergeten.