Met de regelmatigheid van een kloppend hart hoorde ik exotische regendruppels tikken tegen de bamboe houten hut. In de sluimer schemering kon ik met moeite mijn ogen openhouden, de sterke geur van kaneel prikkelde mij en een protesterende kreet van een inheemse vogel deed me eventjes opschrikken. Met een te bruuske beweging wist ik het plots weer, een pijnscheut in mijn zijde gooide mij terug in de realiteit. In een te donkere kamer probeerde ik de plek te zien waar ik gewond was. Mijn t-shirt kleefde aan mijn lijf als een tweede huid, het bloed voelde kleverig en warm aan als een zwoele nacht die je maar niet kwijtgeraakt. In een bliksemschicht van tijd, kreeg ik het verwarrende besef dat ik niet alleen was in de kamer…Plotseling was het zo helder als het geluid die inbeukt op een golfbreker, ik kon in de andere hoek van de hut een ademhaling onderscheiden van de geluiden die ik niet kende. In een ijdele poging om mij onzichtbaar te maken probeerde ik geen geluid meer te maken, dwaze illusie toen ik een lichte aftekening zag van een silhouet. De angst van het onbekende was mij nog nooit zo tastbaar geweest, als soepel vingers die zich langzaam nestelden rond mijn keel. Welke gedachten als een sneltrein door je hoofd schieten is merkwaardig. De hulpeloosheid is de kentering die het ongekende wil ontmoeten als een vreemdeling die je bezoekt.
Mijn ogen had ik in een ultieme poging om iets te onderscheiden zo dicht geknepen dat ik leek op de Aziatische inwoners van deze streek. Heftiger dan een pistoolschot nam ik de lucifer waar die neerstreek op iets en plots ontvlamde in een prachtige kleine blauw gele vuurbol. Een kleine kaars werd algauw het verlengstuk van de vlam en voor het eerst zag ik schemeringen die dansten op het ritme van het vuur, zoals een onafgewerkt schilder doek bemerkte ik vage kleuren van een gezicht. Met een instinctief gebaar greep ik naar mijn wapen, beweging welke me afstrafte met een brandende pijn. Ik greep in het ijle, er was niks meer om vast te houden. Een sussend geluid doorbrak de pseudo stilte. Een paar donkerbruine ogen keken mijn richting uit als verborgen edelstenen boorden ze zich door de duisternis. Een amandel zacht gezicht keek me aan waarschijnlijk even verschrikt als ikzelf, het gelaat was gekroond met gitzwart lang haar.
Een prachtige Oosterse parel bewoog gracieus aarzelend naar mijn richting toe. De verticale beweging van haar wijsvinger op haar lippen stelde me gerust. Er werd niet gesproken en desondanks was het duidelijk. Kleine soepele handen zochten een weg naar mijn wonde…de bezorgdheid op het engelachtige gezicht sprak boekdelen in elke taal. Ze mompelde iets, voor mij ongrijpbaar, maar desondanks als een zacht symfonie die mijn vermoeide gezicht streelde. Met een hypnotische gerustheid lied ik mijn oogleden zakken, eventjes maar, ogen dicht en open, om mij ervan te vergewissen dat dit prachtige wezentje wel degelijk zich om mij bekommerde.
De halve kokosnoot met fris water die ze me aanreikte smaakte als de beste cocktail die ik ooit heb gedronken. Ik dronk met mijn lichaam, maar eigenlijk dronken mijn ogen van haar natuurlijke schoonheid. Ik knikte en kreeg de grootste beloning die ik mijn kon wensen, een niet wereldse glimlach viel mij ten beurt, als een rijpe vrucht die heerlijk smaakt en waarvan je nooit genoeg krijgt. Het was me opgevallen dat ze angstig reageerde op de geluiden van de jungle, blijkbaar was het gevaar nog niet voorbij. De zweetdruppels op haar schouders verhulden dat niets simpel was en dat deze ontmoeting niet zonder risico was. Onhandig fluisterde ik haar mijn naam toe, onhandige communicatie die werd gevolgd door een schuwe glimlach. De fluisterende stem kwam weer dansend op me toe als een mooie dauwdruppel die open spat op een prachtige bloem. Shalani meende ik te begrijpen. Haar naam?, een andere betekenis?; ik kon de noodzaak niet vinden om haar te bevragen, de aanwezigheid van haar warme lichaam en innerlijke rust waren voor mij de medicijnen die de pijn deden verdwijnen. Over het geluid van de nu huilende wind heen hoorden wij het gezoem van een helikopter in de verte. De bruine kijkers deelden mij mede dat ze het wist dat mijn wereld mij kwam halen, net zoals ik wist dat zij verankerd was aan deze plaats. Ik herinner me nog enkel de streling van haar zachte hand op mijn voorhoofd.
Wakker werd ik in een bad van wit licht, ik voelde geen pijn meer, geluiden kwamen op mij afgevlogen als zwaluwen die uitdagend de lente verkennen. De radio op de achtergrond vergezelde mij naar het besef dat ik ergens anders was nu. Enkele uren later kon ik mijn verhaal kwijt aan de verpleegster die mij verzorgde, het leegte gevoel in mijn hart was dieper dan die schotwonde waarmee alles begon. Eigenlijk wou ik maar één ding, mijn reddende engel bedanken. Later vernam ik dat de naam Shalani werd gegeven aan een vrijheidsstrijdster waarvan niemand de identiteit kende. Op dit moment wist ik al dat ik de rest van mijn leven op zoek zou gaan naar de ontmoeting die ik nooit kon vergeten.