In de honingraat van mijn geheugen zie ik hokjes met hemelse portretten en
weerklinkt er telkens een naam als een fluisterwind in mijn onderbewustzijn.
Als een onbevreesde imker oogst ik de zoetheid van de herinneringen met
een lach en een traan, in de bijenkorf die rondom mijn hart is geweven met
gebroken tijdstippen, verlaten plaatsen en verbogen stuifmeel.
In het midden van de honingramen zie ik nog kristalhelder je gezicht, de
lange zwarte haren die steeds elke beweging kon accentueren in een ritme
welke mijn hartslag deed mee dansen met de elegantie van je lichaam.
De zwarte ogen die me konden doorgronden door je sensualiteit die keer
op keer mijn wilde verbeelding kon bestuiven met gouden gevoelens,
zelfs nu nog voel ik mijn huid huiveren van genot en extase als ik je naam
uitspreek en terugdenk aan al die dagen nachten waarin we de nectar
van de liefde tot ons namen in een genietend en helend elixir.
Vandaag hunker ik nog steeds naar je aanwezigheid als de Koningin die
me zuurstof gaf aan mijn bestaan, vorstin van verlangens en begeerte,
omdat er in mijn bijenschans slechts een de uitverkorene kan zijn.
Na al die zomers kleef je nog op mijn hart en smaak ik nog altijd de
honingkussen die me ooit vertelden dat ik ooit zou sterven als een
dar, aan de voeten van je troon, jij blijft mijn koningin al wandel
ik naast andere gezichten en namen, omdat de angel van de liefde
verankerd zit in iedere porie van de huid van mijn ziel.