In de onsterfelijkheid van je schoonheid heb ik afstand gedaan
van de zorgen van morgen omdat je mijn zuurstof ontneemt
telkens onze ogen elkaar raken op een veld van verwondering
en je ongenadigd scoort in het doel van mijn bestaan als een
amazone die de hemel kan verbinden met mijn donkere kant
in een ademzucht dat alles irrelevant maakt op het schaakbord
van onze verhalen die grootmeesters afgunstig maken.
In de onsterfelijkheid van je elegantie ben je de bedwelming
van een opiumparfum die onrustige geesten tot kalmte beveelt
op het slagveld van de monotonie der onbeantwoorde driften
in rijstvelden die zich kleuren naar de stemming van je hart, terwijl
je woorden als kronkelende rivieren de weg zoeken naar de
tranenstroom die onze stoutste dromen hebben bevrucht
tot de kiem die het zandloper geheim der tijd zal ontcijferen.
In de onsterfelijkheid van je vrouwelijkheid ben ik de passagier
die me laat meedrijven als een vermoeide lotusbloem op de
rivier van je figuur die alle bruggen moeiteloos doet bezwijken
door de kracht van je verlangens, als een smachten naar de
magie van het een worden in een legering van geest en lichaam.
In de onsterfelijkheid van ons magentisme zijn we sterker dan
de versleten dagen en uitgeleende maanden, in onze onsterfelijkheid
ligt de liefde der tijden en huwen onze namen telkens bij het opkomen
en ondergaan van de zon, in een belofte aan onze zielstransfusie.