Telkens ik je zie op het tabernakel van mijn dromen ben ik terug op
weg naar het pad der zeven zonden omdat je stem onweerstaanbaar
is en het aanschouwen van je ranke lichaam de honing van de duivel
is overgoten met engelen ijs in een coupe van Champagne die op mijn
ziel beukt om toegang te verkrijgen tot mijn zinnen en mij vermoeide ziel.
Je bent het porseleinen popje welke ik al vroeg bewonderde achter de
aangeslagen winkelramen van het dorpswinkeltje in de straat van
mijn verleden, zelfs je geur neemt me mee op verkenning in een déja vu
gevoel waar ik in blijf drijven in de het meer der onbeschaamde nostalgie.
Ergens rust je vanavond je hoofd terwijl je krullen wedijveren voor een weelderige
plaats op het satijnen veld, je gedachten heb ik het raden naar, en onder
een straatlantaarn wandel ik de insomnia van me af omdat liefde ondeelbaar
is in zijn kern, en het verlangen een eigen leven heeft welke balanceert tussen
de schaduwen en de zonnestralen, waar ben je nu, denk je nog aan die laatste
kus die de verzegeling was van een akte van vertrouwen en het decanteren
van ons verhaal, de geest laat zich niet terug in de fles stoppen, en nu nog
hoor ik je ademhaling in slapende rust of in palpiterende ritmes die als
muziek in mijn oren klinken, nu nog een continent en een leven verder.
Slaapwel.