In de inhalatie van de kamer ben ik op zoek naar de mahonie gloed
van je ogen, je parfum adem ik in als een kalligrafie van strelingen
in de duisternis en de zwoelte van de ontwakende metropool.
Doorheen de geladenheid van het moment, zoek ik naar je ogen
die als schildwachten me steeds tegemoet reizen in vol ornaat,
als bliksemschichten die mijn ziel dragen naar de hemelpoort.
Het duurt enkele seconden vooraleer ik besef dat je lach die de
huurder is van mijn rust, nu vredig slaapt, als een orchidee
die klaarstaat om te wedijveren met de vroegste zonnestralen.
Je majestueuze haar ligt woest op het bed als bevroren golven
die eventjes ademhalen na de extase van onze verstrengelde
lichamen die samensmolten als de kracht van de moesson
die de eeuwige rijstvelden heeft bevrucht met de zucht van de hoop.
In de immense kracht van het ogenblik weet ik dat je altijd de eigenares
zal zijn van een vermoeid hart, die langzaam breekt onder de kennis
dat het nakende afscheid, het begin zal zijn van een onsterfelijke spijt,
net zoals een oester ooit haar parel moet vrijgeven aan de zon.
In mijn levensstormen zal ik dit moment blijven koesteren, de tijd zal
ik nooit toelaten, je te wissen uit mijn essentie, als de mist der
feeën zal je altijd rusten op het bed van mijn verloren verleden,
ik hou van je, tot in de laatste ademhaling der tijden.