Herinneringen liggen verbrijzeld aan mijn voeten terwijl je een lied zingt
op een podium van vergeten namen, plaatsen en gekwetste dromen.
Terwijl de pianist de noten uit zijn vingers blijft schudden alsof hij
probeert zijn eigen naam terug in te halen, dwaalt je blik over de
ruimte als een losgeslagen sloep op zoek naar de omhelzing van
een vuurtoren in een zee van mensen, stemmen en de nicotine
die zweeft als een mist over de gebroken harten die zichzelf
oplappen met vergeten melodieën in de eerstejaars uren van de nacht.
Je ogen dwalen over de zaal als nachtridders die proberen gebroken
levens terug te lijmen met een notenbalk van klatergoud en een
parfum van verborgen begeerte in de oevers van je bruine ogen.
Je donkere haar valt in het ritme van je hartkloppingen verscholen
achter je ongenaakbaarheidsgordijn die je behendig in plooi blijft
houden, als de sirenes die talloze schepen verleiden in moordende stilte.
Je bent het aperitief van de nacht, meer mysterieus dan zwart, meer
aantrekkelijk dan de vermoeidheid die sensueel aanklopt op mijn
lichaam omdat een ziel zich niet kan permitteren om te slapen.
De woorden die ontsnappen over je eenzame rozenblad lippen
dansen voor je ogen op de melodie omdat de maan ook geen
vragen stelt wanneer de duisternis hem telkens weer sommeert.
In de honingtijd tussen seconden voel ik je blik mijn ziel strelen
terwijl mijn hart je beeltenis codeert in elk van mijn cellen, iedere
seconde neemt geruisloos zijn plaats in mijn onderbewustzijn
omdat ik je nooit meer wil laten gaan uit mijn leven, je bent
mijn schaakkoningin op het bord van mijn dromen, ik soupeer je
je op als de delicatesse van mijn leven, oneindige prachtige kunst.