Je hand bewoog traag naar je porseleinen gezicht, je vingers speelden in de wrijving
van de tropische wind, en je ogen kwamen rusten in mijn pupillen als vermoeide
sloepen die een veilige haven aandeden vooraleer de mist van de morgen overnam.
Het vulkanisch vuur in je ogen waren de eeuwige bewakers van de laatste utopie,
De vensters van de gerestaureerde ziel die hunkerde naar de belofte van het seizoen.
Je lippen bewogen stil en behoedzaam als kristallen bedden die leven gaven aan
woorden die het muzikale gemis hadden van betekenis en diepgang, de zinnen
sloegen te pletter in mijn geest om een mozaïsche afdruk na te laten van
heilige kleuren die mijn hoofdstukken zouden versieren in alle heftigheid.
Sinds die dag ben ik de jager van het verleden met het geduld van de laatste
monniken die alles afzweerden om in de schaduw van je elegantie te vertoeven.
Als een rad in het uurwerk van de spijt, verwarm ik me nog steeds aan je naam,
je beeltenis bewandelt nog steeds mijn Brailleblik, in de monotonie van mijn dagen
voel ik nog steeds de huid klevende présence van je verpletterende afwezigheid.
Heel erg mooi.