Nukkig is de weigering van de nacht om in slaap te vallen tegen de flarden
van herinnering die opborrelen in gecamoufleerde schoonheid als de champagne
bubbels die de liefde bedrijven met Val Saint-Lambert kristallen in een
futiele wedijver, gewoon om glimlachen te stelen vanop de lippen van
mensen en de tijd te captiveren in een diorama van een jeugdig verlangen.
De nacht ademd je naam uit, die op me valt als een waternevel die me
terug dwingt naar het verleden, toen je ademhaling het ritme was van
de taboeloze nachten en we de liefde bedreven in duizenden talen.
Koppig is de weerstand van mijn geest die mijn vermoeid lichaam niet
laat rusten en me afmattend meeneemt naar het verleden waarin ik
vreemd genoeg rust kan vinden, zoals een regendruppel die pijnlijk valt
op een kei, maar daarna schittert als nooit tevoren, omdat gedragen
door het zonlicht, pijn maar een polaroid opname is van stil geluk.
De schemering laat kalligrafische tekeningen na op mijn ziel waarin
ik in elke seconde je naam lees, met elke hap naar adem mijn geloof
verlies en in een hoek in de kamer reflecteer op alles wat ik je
vergat te vertellen, in de spijt van de schaduw rond mijn hart.
Vergevend is de biecht die ik vandaag in mijn draag als de zondevlek
van mijn leven, omdat tijd regeert boven spijt en altijd sneller is.
in de rilling van de nacht sluit ik mijn ogen, waar ik je eindelijk
terug kan zien, bang op de buitengrens van fantasie en werkelijkheid.
Wanneer ik voorgoed mijn ogen sluit zullen ze pas opengaan en
zal ik eindelijk weer compleet zijn in het mysterie van de droom.
Als een dolk steekt de nacht me telkens neer en val ik gewillig
op het koude staal, omdat in mijn diepste eenzaamheid je
er nog steeds in slaagt om bij mij te zijn, illusie is genadig.
Het is vermoeiend een leven te leiden van twee zielen.