Als een nachtvlinder die de grenzen aftastte van de maanstralen kwam
je behoedzaam in mijn nachten en in de koolschaduwen van mijn leven.
Je ogen infiltreerden mijn ziel met de eerste blik als subtiele weerhaken
die mij hart enterden onder een bloederige zwarte vlag welke een lading
verborg waarvan ik de waarde noch de intensiteit moeilijk kon bevatten.
Het moment dat je lippen een afdruk nalieten op de mijne was dit een
vingerafdruk van je ziel die zich nestelde in de diepste regionen van
mijn wezen, als het heerlijke creatuur van de nacht welke je was in een
bloedverbond der harten omdat nachtvlinders nooit echt sterven.
De gloed in je ogen was de inkt waarmee ik boeken vol zou schrijven
en iedere aanraking was de landingsbaan van de muzen die me nooit
meer zouden verlaten in de bloedrivieren die mijn brein irrigeerden.
In de gruwel van de waarheid zette je me vrij omdat kettingen uitvindingen
zijn van mensen en schakels breken op het pentagram van de liefde,
in je Renaissance lichaam zou ik de oever vinden die ik altijd zocht in
mijn genetisch verleden en mijn onzekere toekomst, kinderen van de
nacht beven niet voor de duisternis, angst is een bondgenoot in
de onsterfelijkheid van zielsverwanten die de strijd omarmen omdat
de dag irrelevant is wanneer de wind in de kerktorens huilt zoals wolven.
Als dochter van de nacht was je de hoektand die zich vastbeet in mijn ziel.
A.I. afbeelding: Thalmaray.