Ik zag hem daar op zijn eentje staan, een sigaret bewoog nerveus tussen zijn lippen. Hij gaf me de indruk die hij mij altijd had gegeven, ik kreeg het gevoel hem niet te kennen en desondanks was hij mijn enige broer, mijn eigen vlees en bloed.
Hij zag er zeer volwassen uit voor zijn leeftijd, ik was eigenlijk jaloers dat hij zo dierlijk instinctief kon zijn, gekleed in zijn lederen jekker.
Ik kon nooit begrijpen waarom hij zich zo gedroeg, nu denk ik te weten waarom …
“Hier drink ook wat!” schreeuwde hij me toe toen hij me uiteindelijk zag staan.
“Je weet dat ik niet drink” was mijn antwoord.
Met een flikkering in zijn ogen keek hij me aan, een sarcastische glimlach verscheen over zijn lippen.
“Haal een glas melk voor mijn broertje” zei hij honend terwijl zijn vrienden de gek met me hielden.
Ik wist dat hij gelijk had: ik was te zwak, te emotioneel. Hij was altijd de hardste kerel van de buurt geweest, altijd had hij zich dwars doorheen zijn problemen gevochten met zijn beide vuisten. Nooit was hij beschaamd ergens gewond in een steeg te liggen; hij was een vechter en werd daardoor ook gerespecteerd. Meer en meer groeide hij toe naar zijn bende nozems, hersenloze volgelingen, meer en meer kreeg hij de titel van eenzaat in de betonnen jungle.
Hij noemde mij altijd “babyface”, soms dacht ik eraan hoeveel ik hem haatte, het was slechts veel later dat ik zou bevinden dat ik eigenlijk van hem hield.
‘s Nachts wanneer hij sliep scheen hij zo verschillend te zijn, toen ik hem dan zag wist ik dat ik zoiets als een broer had. Diep was de pijn toen ik besefte dat er niets anders dan lucht was tussen ons de volgende morgen.
Hoe ik ook probeerde, ik kon hem maar niet bereiken. ‘s Morgens leken zijn ogen ijzig zoals elke morgen. Soms was ik echt bang van hem, hoewel ik ouder was. Zijn vijanden noemden hem de “kleine”, maar in mijn ogen was hij een reusachtige kerel.
“Hi Steve” zei hij tot me die morgen.
“Wat ben je van plan?” vroeg ik hem argwanend terwijl ik zijn gezichtsuitdrukking bestudeerde.
“Zoals gewoonlijk”.
“Ik dacht dat je misschien wel zin had om naar onze schoolfeest te komen?” zei ik na enige twijfel.
“Hey kerel wat wil je eigenlijk!!” schreeuwde hij het uit “Je wil dat ik uitga met je geniale vrienden, je wil dat ik me aan de voeten gooi van één of andere domme griet?”.
Hij wist maar al te goed dat ik niet zou antwoorden, ik antwoordde nooit.
“Spaar dat voor de gekken!” zei hij terwijl hij de deur hard achter zich aan sloeg.
Ik wist dat we in twee verschillende werelden leefden. Van dan af probeerde ik mij niet langer zorgen over hem te maken. Maar er was die belofte die ik had afgelegd op het sterfbed van onze moeder, ik had beloofd voor hem te zorgen. Maar het leven was nu net niet zo eenvoudig.
Verblind door het verlies van onze moeder was Lucky gereed om zijn leven in eigen handen te nemen; hij vormde zijn eigen revolutie: tegen de school, ikzelf en de andere dingen die hij haatte als de pest. Hij verliet de school om te gaan werken en onafhankelijk te zijn en daar was hij echt trots op. Hij zou het allemaal waarmaken de lange eenzame weg naar de top.
Diezelfde nacht kwam hij dronken thuis, en de volgende nacht, en de volgende.
Sigaretten en alcohol schenen hem plots erg te bevallen.
“Lucky waarom doe je het eigenlijk?” vroeg ik hem op een avond.
Zijn ogen keken me aan met die glimlach die ik verafschuwde.
“Je zou het ook eens moeten proberen” zei hij lachend.
Ik verspilde geen verder woord, wat viel er nog te zeggen?
De volgende morgen zag ik hem nadenken, ik zag hoe zijn geest oude herinneringen naar boven haalde. Voor een ogenblik dacht ik dat het mij gelukt was om tot hem door te dringen, maar wanneer hij de kamer verliet zonder één woord wist ik dat er nooit iets zou veranderen. Ondanks dit alles was er nog steeds het verlangen in mij aanwezig om hem te begrijpen, ik ben bang dat ik niet kon begrijpen toen. Al die tijd had ik de indruk dat hij gelukkig was met de manier waarop hij leefde, had ik maar beter geweten!
Ik bewonderde hem mij broer, de schrik van de buurt, mijn eigen vlees en bloed en honderden kilometers van gapende afstand en onbegrip tussen ons.
De grootste fout die ik ooit in mijn leven heb gemaakt was de beslissing om mijn pogingen hem te begrijpen te staken. Ja, ik ben zo egoïstisch geweest.
Jaren en jaren gingen voorbij en meer en meer groeiden we uit elkaar. Het enige gemeenschappelijke element was de naam die we beiden droegen.
Op een dag werd Lucky gearresteerd wegens gewapende overval. Mijn gedachten vielen in puin: mijn broer een misdadiger? Dit was de laatste druppel van die dag was mijn broer als dood voor mij.
Ik dacht dat ik het recht had hem te beoordelen, ik een model bewoner van onze samenleving, ik had mijn plicht tegen de maatschappij.
De laatste banden moesten worden vernietigd, ik wou hem nooit meer zien, nooit meer!
Ik moet toegeven dat het vreemd was om niets meer van hem te horen, maar wat voelde het goed aan! Dit probleem was eindelijk van de baan en niets kon meer tussen mezelf komen en mijn verworven status.
Soms slipte mijn geheugen wel eens naar het verleden, toen alles nog in orde was. Ik herinnerde me hoe we samen speelden als kind en een kamer deelden. Ik wou niet toegeven dat ik hem graag mocht, laat staan toegeven dat ik van hem hield.
Angst kwam weer in mijn leven toen ik vernam dat hij was uitgebroken.
Plotseling bestond hij weer, hij drong weer binnen in mijn georganiseerd leven. De nachtmerrie was er weer: mijn broer een misdadiger!
Eens te meer was ik in doodsangst voor de publieke opinie. Mijn angst was zo sterk dat ik me eigenlijk nooit afvroeg waar hij was, of wat zijn motieven waren geweest!
De enige liefde die ik kon opbrengen was de liefde voor mijn meisje. Ik dacht dat ze de enige persoon was van wie ik hield, de enige om te beschermen, om voor te zorgen. Sinds maanden had haar ex-vriend mij bedreigd maar ik was klaar om te vechten voor haar. Toeval wou dat de man in kwestie een oude vriend was van Lucky. Ik haatte en verachte hem, hij en mijn broer waren de symbolen van de slechte dingen die mijn geluk probeerden te ontnemen. Zo sterk dat mijn liefde voor het meisje was, zo sterk was mijn haat tegen alles wat in verband stond met mijn broer, tot die nacht.
Ik wou dat ik die avond nooit die bar was binnengegaan. Trots met mijn meisje aan mijn arm zat ik aan een tafeltje toen plotseling zoals in een nachtmerrie mijn beruchte vijand door de deur naar binnenkwam.
Gek die ik was om zo zeker van mezelf te zijn, geen masker kon mijn angst verbergen, ik was bang, doodsbang.
Langzaam keek hij me aan met een wrede gezichtsuitdrukking, een paar uitpuilende ogen keken me aan, ik voelde het zweet over mijn gezicht dwarrelen. Langzaam stapte mijn meisje nu verder weg, nu moest ik het onder ogen zien: ik was alleen, alleen in een gevecht dat ik zou verliezen!
Angst maakte zich meester van mij en ik wist dat deze spoedig zou overslaan in paniek.
Met een enkel gebaar schitterde het koude staal van een mes in zijn hand. Het harde staal gereed om te doden bewoog in mijn richting. Verdomme, ik moest vechten mijn leven hing ervan af!
Ik schreeuwde toen het staal mijn hemd open scheurde. Ik zag haat staan in die ogen. Ik wist het, het was gedaan met me.
In een ooghoek zag ik een schaduw uiterst vlug bewegen. Een seconde later vocht er iemand mijn gevecht. Lucky sloeg en sloeg hem. De andere diep in pijn en razernij gooide zichzelf boven op mijn broer. Plotseling drong het tot mij door: het was Lucky, mijn broer, hoe en waarom?
Al mijn liefde en trots die ik eens voor hem voelde kwam weer te boven. Hij was mijn broer, hij was er altijd voor me geweest. Ik voelde de pijn toen hij neer zonk, dodelijk gewond. Nu wist ik wie hij was, de man daar was mijn broer, de broer die ik nooit had gewild, de broer die ik lief had.
Ik nam zijn hoofd op mijn knieën en zag zijn blauwe ogen naar mij opkijken.
“Waarom?” vroeg ik hem met de tranen die me in de ogen sprongen.
“Steve” zei hij “Je was altijd een goede jongen, onze ouders wilden dat ik meer was zoals jij”.
Terwijl hij me toesprak kon ik de pijn aflezen op zijn gezicht.
Terwijl hij tot me sprak dacht ik dat hij mij moest verachten zoals ik eens hem had gehaat.
“Lucky heeft zeker geen geluk gehad” zei hij met de sarcastische toon in zijn stem die hem zo eigen was.
“Het spijt me voor alles, het spijt me dat ik mezelf moest zijn, ik mocht je wel broer” zei hij met een stem die met de tijd alleen maar zwakker werd.
Voor altijd vielen zijn blauwe ogen neer en hij stierf in mijn armen.
De man die een vreemde was voor mij toen hij leefde, was een echte broer toen hij in mijn armen de dood intrad.
Hij gaf zijn leven voor mij, de man die ze een misdadiger noemen, mijn eigen liefhebbende broer.