Mijn vingers trillen bij de aanraking
van dit blad dat eigenlijk je gezicht had
moeten zijn.
Met elke vinger zou ik een defrustrerende nevel
werpen op je satijnen huid,
de geboren zweetdruppels zou ik omvormen
tot glinsterende miniatuurparels.
Er is slechts het stugge papier, krijsende aanwijzing
dat de materialiteit bij mij altijd mijn eb en vloed
zal bepalen.
Vervreemd kijk ik naar mijn vingers,
jammer dat ze nooit een kans kregen om iets aan te raken
dat zo mooi is als jij.