In je ebbenhouten ogen weet ik al dat ik binnen duizend jaar terug
verliefd op je zal worden wanneer ik mijn ogen sluit zie ik je in de grandeur
van de vrouwelijkheid, de eeuwige vlam die mijn hart reanimeert.
Je ogen houden de geheimen van je ziel met nevel tranen tegen en ik
luister aandachtig naar je ademhaling die hijgt naar de smaak van gevleugelde
lippen die zuurstof brengen naar mijn vermoeide fluwelen gedachten.
In je woorden herken ik de taal der tekens die ik samen met jouw beitelde
in de zandstenen van de Koningsvallei terwijl je blik zweefde over de golven
van de Nijl toen onze eerste kus de onvoorwaardelijke zegen kreeg van Ra
omdat zelfs woestijn prinsessen dansen op de rillingen van de huid die
lichamen doen versmelten in de extase van de sacrale begeerte der goden.
In de contouren van je sereniteit ben je de belichaming van koninklijke
nimfen en weet ik dat we dit onbesproken gesprek al eeuwen voeren,
je haar ruikt nog steeds naar absint welke me zoals je mooie kijkers
in bedwelming blijft houden omdat de zandlopers geen bestaansrecht meer
hebben telkens je naar me kijkt met een ongetemde veroverende blik.
Heel mooi gedicht Thalmaray! Kleine tip: Vervang in de 3de strofe ‘welke’ door ‘die’, want ‘welke is een vragend voornaamwoord en het moet hier aanwijzend zijn, dus ‘die’