Je ogen konden de teloorgang van de jaren niet langer verbergen in de
schaduw van je irissen die de kleuren uitdroegen van de hopeloze liefde.
Je stem die de soepelheid van een zwaluwenvlucht kon vervoeren brak in
fragmenten van onbegrip die de tranen sluis opendraaide tot een
waterval van duizenden vermoorde woorden, gecensureerde gedachten
en een doorborende blik die zijn weg begon in het oneindige van de kosmos.
In de rivier van de pijn verdrongen je tranen zich verbeten om te ontsnappen
uit de ooghoeken die de extase van de nacht een naam hadden gegeven.
Op je lippen lag de trilling die werelden had doen bewegen tussen mensen,
in je geest nestelde zich de ontgoocheling van de gemiste kansen.
Je lichaam was nu het huis van je eenzame ziel, die toekeek hoe de reiziger
de tempeldeuren opende en de zuurstof ontnam van de kaarsen der
eeuwige verbondenheid, je pijn zou ik altijd met me meedragen, als een
sacrale vloek die me doet hunkeren naar de magie van je wezen.