Winterse tranen krijgen geen tijd om te bevriezen, ondanks de frontale aanval
van de ijskoning op mij ziel en mijn hart, ergens gaan lichten uit maar ontwaken
vlammen in de harten van hen die eens liefde mochten ervaren in de zomer.
In de striemende wind lijk ik nog steeds je naam te horen die naar me uithaalt
in de agonie van het onbereikbare, de klanken vinden een weg naar mijn
gehoor en nestelen zich tussen aambeeld en mijn eindeloze gedachten.
Winterse herinneringen warmen mijn hart aan de voet van het haardvuur van
mijn ziel, in de knettering van de protesterende houtblokken voel ik nog steeds
je aanraking die mijn kilheid zalft met het beeld van je gezicht dat ik in smeltende
nostalgie herken in de mensenmassa die nog steeds denken dat liefde kan gekocht
worden in de illusie van de eeuwigheid en de ontkenning van de zandloper god.
Winter in je hart is de veldslag waar tranen je ziel bombarderen en ik enkel
de smaak van je kussen heb die me veilig houden, je gezicht nog eenmaal
zien is de zegen van het noorderlicht voelen in iedere vezel van mijn ziel.
In de winter van mijn leven zijn de sneeuwvlokken je gekristalliseerde kussen
die me herinneren dat je wacht achter de wit gekleurde regenboog.