Mijn zorgvuldig uitgekozen woorden smelten in je handen wanneer
je lippen me het zwijgen opleggen met de bezegeling van de kracht
in je kristalheldere ogen die fonkelen zoals de sterren in de nacht.
In de zwoelte van je blik wordt ik gevangen in een draaikolk die
me laat dansen op de toon van je honingzoete stem als een lied
welke opstijgt uit het schuim van de golven die liefhebben op het strand.
Als een elf in de wereld waar niets is wat het lijkt, fladder je rond mij
in de wulpsheid van mijn geïntimideerde verbeelding, als een azuurblauwe
nachtvlinder die de zon uitdagend opslorpt in de gretigheid van je kussen.
Op het timbre van je nectarstem lijk ik te zweven tussen de tandwielen van
de tijd omdat een moment met jou steeds een geschenk is uit de geheime
doos van Pandora, je ogen seinen mij dat liefde niet ingewikkeld dient te zijn
en je lach veegt mijn bezwaren weg als de warmte van je huid die zich
langzaam rondom mij nestelt als een onzichtbare cape die je fluwelen naam
draagt in iedere ademhaling die ik neem in de zekerheid dat ik dit moment
nooit meer kan verliezen in de leugens van de gouden eeuwige jeugd.
Je kristallen lichaam lijkt vleugels te hebben zoals je, je verplaatst wanneer
je naar me toestapt, zelfs op afstand kussen onze zielen, ongenaakbaar en
onzichtbaar als onze lichamen die in gedachten versmelten in het rijk van Oberon.
In de champagne waarmee we ontwaken herken ik de speelsheid van je hart
die me liefheeft met refreinen uit de tijd dat draken de hoeders waren van mensen.
Met je gevleugelde woorden bespeelt je een onzichtbare harp die me tot rust
brengt aan het meer van mijn geweten tot ik langzaam aanspoel op de letter oever
waarin ik met je kan praten in de verdwenen taal die enkel jij kan begrijpen in de
elegantie van je subliem wezen, omdat je de vlam bent in mijn levenskaars en de
godin die het land der mensen wou bewandelen opzoek naar je verloren helft.
Mijn laatste reis zal ik tegemoet zien want ik ken al mijn beschermengel.