Telkens je stem beeft en je ademhaling stokt wanneer je mijn naam uitspreekt
doe je me denken aan haar toen we renden doorheen tranende lavendelvelden
en haar haren uitdagend streelden langsheen mijn zongebruind gezicht.
De vlinders in mijn buik leden schipbreuk op haar kussen en de vuurtorens
van Alexandrië leken me de energie te geven die onderwezen werd in
de herinneringen van mijn jeugd, de wereld was een dans en zij was
de godin die me deed verdrinken in een wijnglas met een subtiel
gekozen troetelwoordje, haar blik zie ik ook in je irissen, duizenden
naakte zeemeerminnen die een afwijzing niet konden aanvaarden
op de zwoele hitte van het Adriatische strand, in een nooit weer land.
Telkens je zachtjes bijt op je onderlip vang je me gedachten terug op
toen ze dichter aan mijn zijde liep dan mijn eigen accent schaduw en
haar parfum ons samenhield in een onzichtbare omhelzing die de zegen
kreeg van de goden en onze harten synchroniseerden op de stappen die
we plaatsten in de wereld waar er nog geen morgen bestond en toekomst
niet belangrijk was op de hartkloppingen van ons verhaal, ontwaken
op een bezweet kussen zoals elke dag was zo gewoon dat ik nooit kon weten
dat ik ooit zou verder moeten met de smaakherinnering van haar tranen.
Telkens ik je zie moet ik denken aan haar, maar je bent haar niet…