Het timbre in zijn stem brak bijna geruisloos toen hij haar aansprak en
de beelden voor ogen kreeg van vergeten oorlogen, brandende burchten
en verschroeide akkers, hij dacht terug aan de dagen toen hij de beloftes
kreeg van morgen, en nu dat de duivel aan zijn deur klopt is de inventaris
van zijn leven niet in balans met de verzuchtgingen en het verloren verhaal.
Hij keek aan terwijl de vuurhaard in zijn ogen eventjes opflakkerde in gedempte
boosheid terwijl de haren op zijn armen het moment salueerden in de ironie
van de nacht, de komende dagen zouden nooit meer dezelfde zijn, wist hij en
hij gunde het leven geen genade zucht, enkel een vermoeide poging om nog
eenmaal de jaren voor zich te halen waarin ze zich vals gelukkig waanden.
Zijn gezichtsgroeven droegen haar naam nog op handen, en zijn stem klonk
nog als een Centurion die langzaam het noodlot tegemoet wandelde met enkel
de zekerheid dat het einde lag achter de hoek van zijn levensweg, de verwachte
rust was zalvend, en de visuele verorbering was de galgenmaaltijd die bitter
zoet smaakte op gekliefde lippen en een verbrande huid, het besef dat morgen
een veldslag was die hij niet kon winnen bracht hem dichter tot zijn god.
Hij begreep toen in de schaduw van zijn eigen postuur dat houden van oorlog was.