Je woorden varen als Venetiaanse gondels die zich rimpelloos
door de kanalen van mijn herinneringen voortstuwen langs mijn
bloedbaan tot aan mijn San Marco kathedraal die ik mijn hart noem.
De geur van je huid doet me ontwaken in de droom toen ik niet wist
waar de zijden lakens eindigden en de zachtheid van je naakte
huid begon in de schemering van kaarslichten die de slaap hadden
verbannen uit het moment waarin onze magie werd geboren.
In de verste uithoeken van mijn geheugen hoor ik nog het verroeste
tramstel in de verte kraken uit zijn voegen als een verstoorde draak die de
zwoele stad beschermde tegen het verbond der eeuwen, de collecte van
eenzame zielen die elkaar vonden boven het doopvont van de lust en de droom.
Je geest is blijven wonen in de tempel van mijn hart en mijn intellect is
na al die jaren nog steeds de tempelwachter van die ene ontmoeting,
toen het bamboewoud besloot om nooit meer te breken en Boeddha
zijn zegen gaf in een sereniteit die ik zal blijven voelen tot mijn
hand verstrengeld in je vingers, de laatste strijd aangaat in dankbaarheid.