De berg was gehuld in een magische zonneglans
die een verhaal deed weerspiegelen
op de witte randen van de doorkijkzee.
Het geluid van de drums was kil en trots,
het land met de lelievlag treurde
om zijn gevallen beschermvrouw.
Vaandels en namen, waren allen aanwezig
om haar te vergezellen tot aan de
wenende poort van de onsterfelijkheid.
De kist was nietig, het verdriet groot.
Ergens in de mystiek van de zonnestralen leek
het net alsof haar gracieus gezicht zich aftekende
tegen de krijtwitte rotsen van het verleden.
In de eruptie van haar laatste kus gaf ze een gloed
die als lava verankerd is rond mijn hart.
De vulkaan in mij slaapt tot aan het begin van een
helend wederzien over de grens van tijd.