Jij: Je bent anders dan diegenen die leven
op het ritme der muziek.
Er zit een verhaal in je ogen van
ongekende droefheid en je spreekt
verborgen zinnen in raadsels.
Ik: Nimmer zag ik de kracht van een ogenblik
openbloeien als een zwarte roos, die
langzaam verkleurde tot een witte arcade.
Gekleed zoals iedereen, en doch zie ik je
in een toga vergrendeld door een rozenkrans.
Jij: Leeftijd is mijn grens, ik ben het land
dat reeds beefde, de vulkaan die reeds
tot uitbarsting kwam.
Mijn kind zou het nooit begrijpen.
Ik: Zeg mij de naam van je kind en ik zal
het herhalen tot in de oneindigheid,
elke golf zal ik vragen om jou en je
kind te zegenen, omdat er nog zoiets
als liefde bestaat.
Jij: Vreemd gezicht en vreemde woorden,
wat verbergt je naam?, is het de kracht
van je blik?, of de tierende protesten
die ik waarneem in je sublimerende stilte?
Ik: Praat slechts om iets te zeggen, verspil
geen woorden aan een gevoel dat je niet
kent, geen enkele emotie heeft het recht
om dezelfde te zijn.
Jij: Wie ben je dan vreemdeling die slechts
een naam draagt?
Waarom verkennen je ogen mij?
Ik: Ik weet dat je niet meer kan geloven
in zinnen die menselijkheid uitstralen.
Jammer dat je de verkeerde personen
treft op je lange weg naar geluk.
Ik smeek je vertel me de naam van je
kind, zodat ik het mijn kind kan maken,
omdat gevoel machtiger is dan bloed.
Jij: Ruimte, tijd en bevooroordeling staan
tussen ons in als een machtige brug
die eeuwig gesloten zal blijven.
Ik heb zin om de naam van mijn kind
te vertellen, misschien wel omdat een
kind zou aanvoelen waaraan ik nog twijfel.
Ik: Ja, ik draag de kleur van hen die je
hebben vernederd.
Omdat elk moment me angstig door de
vingers glipt, wil ik met jou een laatste
verhaal schrijven, misschien wel omdat
ik nooit kind ben geweest, misschien wel
omdat ik nooit een eigen kind zal hebben.
Kom met me mee, laten we elkaar vertrouwen
op het schaakbord van het leven.
Jij: Ik ken zelfs niet je naam of wat je doet.
Je leeft in een wereld van ontspanning,
ik ben gevangene in mijn eigen wereld.
Vaarwel!
Ik: Neen, ga nu net niet wanneer ik eindelijk
de fontein heb gevonden die mij een jeugd
en een toekomst kan schenken.
Laat me je kind zien, omdat ik van hem hou
zonder het te kennen, omdat ik van jou hou.
Jij: Noodgedwongen ga ik naar huis.
Vaarwel vreemde met een mooie droom
we zullen elkaar niet meer treffen,
misschien vertel ik later wel eens aan
mijn kind over deze ontmoeting.
Ik: Ik ben onmachtig zoals het strand dat
de golven niet kan tegenhouden.
Ga, maar vraag me niet om je te
vergeten, telkens ik muziek zal
horen waarop onze vrienden geluk
ontdekten zal ik aan jou denken.
iK: Ik zal beven omdat ik niet meer zal weten
waar je ligt te rillen van de koude ‘s nachts.
De aanraking van je zal ik blijven voelen
als een geheimzinnige energiehaard.
Je gezicht zal me steeds voor ogen staan.
Jij: Dag.
Ik: Vaarwel, ik sterf duizenden dagen
omdat ik je nooit zal terugzien,
omdat ik nooit de kleine hand van je kind
in mijn hand zal voelen, omdat ik je nooit
meer aan mijn zijde zal hebben.
Mijn vingers trillen bij de gedachte dat ze
nooit meer door je blonde lokken zullen
dwarrelen.
Mijn stem is kil en koud omdat ik nooit meer
tegen je zal spreken.
Vaarwel, misschien begrijp jij wel wat
eenzaamheid is.
Bedankt omdat je anders was dan anderen.