Op de horizon van mijn moeilijkste astmatische zuchten
liggen de verbrijzelde illusies van mijn verdampte jaren.
Vermoeide ogen volgen de witte rook van de uitgeblazen kaars
welke uitdagend als een residu de kamer inneemt in
een oorverdovende, hijgende, gedempte ademhaling.
Herinneringen zijn entiteiten die opspringen als het
knetteren van het haardvuur, een diorama van gezichten,
een obsessieve verzameling van namen en beelden
die zich nog stuiptrekkend afspelen voor mijn verdoofde geest.
Zonder spijt in mijn ziel schrijf ik daarom het laatste hoofdstuk,
mijn herinneringen zijn het monnikenperkament die ontvangst
nemen van liefkozingen die de nacht naar de kroon staken,
woorden die als ridders de lichamen bereden van prinsessen
en edelvrouwen in een toernooi die de tijd in vraag stelde.
In de mantel der stilte zal ik waardig mijn afscheid dragen.