In de schuchterheid van de nacht laaiden je ogen op naar mijn gezicht
terwijl de regendruppels zich verzamelden als een watermasker rond
je door de zon gezegende gezicht, in de magie van de hartslagseconde
leken tranen zich te vermengen met de vloeibare hemelparels en met
die blik leken de kosmische puzzelstukken ceremonieel traag in elkaar
te vallen, als een symfonie die de muzieknoten asiel gaf in de harmonie
van de ademhaling die leek te verdampen in het decor van een bamboemuur
waarin je leek te verschijnen als een geïllumineerde schaduw die de pijn
uit mijn hart trok en verhalen schreef op mijn verbaasde pupillen omdat
logica geen macht heeft over de magie van de verenigde harten.
In de vochtigheid van je tranen lag het script voor de tocht die alles in vraag
kon stellen, het bamboewoud leek nu zandlopers te zijn die eerbiedig bogen
op bevel van je blik die me meetrok in de tempel van de onwaarschijnlijkheid
en de cape die neerdaalde uit de hemel en op je naakte schouders viel
was de absolutie van de gedachten die je doorgaf op de golf van je ogen
omdat de intiemste taal nog steeds die van de stilte was en zuiverende regen.
In de kus die volgde werd ik geridderd in de troonzaal der engelen omdat
van je houden een sacraal godsgeschenk werd op de troon van de tijd.
Voor eeuwig, was geen wapenspreuk, het was een belofte op het gevleugeld altaar.
Amor Angelicus.