In de anomalie van de tijd ben je ontsnapt uit de nevelwereld om
me op te zoeken in het labyrint van mijn monotone dagen die traag
bewegen als de verroeste wijzers van een eeuwen oude klok.
In een koppige arrogantie van een ontsnapte engel zie ik nu nog
aderlijk bloed op je satijnen zwarte vleugels, als goddelijk litteken
van toen je me met je laatste ademhaling de kus gaf die mijn geest
heeft gevangen gehouden in al die jaren sinds je stierf op kil beton.
In mijn ongeloof kijk ik je aan terwijl je naar me toestapt terwijl je
parfum onbeschaamd mijn neusvleugels streelt en ik lijk te ontwaken
uit mijn trance, in een blik vertel ik je dat ik ontelbare keren je
aanwezigheid heb gevoeld, als een onzichtbare hand op mijn schouder
als een fluwelen kus die ’s nachts mijn tranen verzamelde, jaren
geleden ging je heen, maar je bent er steeds geweest als de sneeuw zilveren
schaduw die naast me wandelde en arm in arm liep met mijn schaduw.
Logica heeft geen plaats meer in mijn hart wanneer ik eindelijk terug in
je ogen kijk, je streelt mijn wang en ik voel de jaren van me af vallen als
een ballast dat me niet alleen jouw ontnam maar het hoofddeel van mijn ziel.
Ik sluit mijn ogen en ik voel de druk van je lippen en de smaak van jasmijn in
de kennis dat wanneer ik ze terug open je er niet zal zijn, of toch?…
Gevallen engelen vallen niet, ze komen enkel hun tweede helft halen.