In de anesthesie van de zomerzwoelte wandelde ik doelloos in de
straten van de Middeleeuwse stad, iedere straatsteen tolereerde
me met een zachte knik, alsof ik de geschiedenis tot mij kon nemen.
De herinnering dat we eens samen de cantina om de hoek hadden ontdekt
deed me heel eventjes glimlachen toen onverwacht als de mistral
gitaarklanken chargeerden op mijn trommelvlies en mijn geheugen,
in het lied en het timbre van de sensuele vrouwenstem had ik geen keuze dan
terug aan jou te denken, hoe je ondeugend knipoogde in de belofte van
een hete avond, toen de sangria rijkelijk vloeide en wij zelf geschiedenis
schreven in de steegjes die later avenues zouden worden in ons verhaal.
De tekst greep me naar de keel als de droogheid van het rode zand van
de Sahara verstopt in een pseudo wind die herinneringen schuurde tot
juwelen, en tranen deed opzwellen in alle discretie in de ooghoeken
van mijn ziel, deskundig gecamoufleerd door de duisternis van een zonnebril.
De stem was vermoedelijk even mooi als de zangeres die zich aan
mijn zicht onttrok, de mooiste juwelen kan men vinden in het onbekende.
Ik zette een stap achteruit en streelde het beeld aan de fontein die je zo mooi
had gevonden, heel eventjes maar voelde ik een liefdevolle aai die zachtjes
door mijn haar wreef zoals jij altijd deed toen je ontwaakte in de glorie van
je vrouw zijn en de emancipatie van je hart dat zich aansloot bij mijn ziel.
Ik zal je missen tot de laatste ster uitdooft.
Foto: Pixabay rechtenvrij.