Je lange wimpers waren de drakenschepen die doolden in het
kleurenpalet van je ogen, die de monsters konden temmen
op het tabernakel van de eeuwige zuchten en je goddelijke
gezicht was het monument in de monding van de uitgebluste avond.
In een vlinderzucht keek je me langzaam aan in een rustmoment
zoals de schilder die zijn muze binnenlaat via het achterpoortje
van zijn brein, in de steegjes van mijn verlangens in de gelukszolder.
De fonkelingen in je ogen waren onzichtbare steekvlammen die
de vergeten feniks in mijn hart mond op mond beademing gaf.
Je aanraking was het Lazarus-moment van mijn ziel, mijn
lichaam had zijn haven gevonden, mijn hart nam plaats in
de tempel van je ongerepte Vestaalse geparfumeerde elegantie.
Het thuiskomen van mijn lot lag in je handen, in de schaduw van je naam.
Foto: Pixabay – rechtenvrij.