Telkens er een traan valt uit je jade ogen vertrekt komt er een komeet
in mijn universum binnen, als gevangene in mijn tijdlijn probeer Ik met elke zucht
te ontsnappen uit de dagenketting en de tralies van onverschilligheid.
Ergens kijk je met vochtige ogen naar de horizon op zoek naar vragen
zonder antwoorden, naar een hartslag die klopt aan de andere kant
van de wereldbol, de dagen slijten zich neer als een spinnende kater
die krols en dwars de uren in vraag stelt en opkijkt naar een stervende zon.
Telkens de stad rilt in de ijzige uitademing van de straatstenen, denk ik
onverwijld aan jou, probeer me de zachte woordjes te herinneren die
je in mijn oor fluisterde, terwijl andere mensen naar ons keken, heerlijk
geniepig en sensueel omdat de woorden zou leiden, tot je lippen
die op de mijne zouden vallen, zoals een gefilterde motregen die een
poging waagt om aandacht te trekken in een mislukte lentedag of de
vele malen dat onze blikken versmelten en we niet langer de apathie
kunnen negeren van de mensen rondom ons, ik wist het toen ik voor
de allereerste keer je ogen kon inkijken als een open lexicon.
Telkens ons lied door onze hoofden speelt, kijk ik je hongerig aan
en voel ik instant voldoening omdat ik weet dat alleen wij de dieptes
van de toonladder aankunnen in de sensualiteit van je wezen, simpelweg
ben je de ooggetuige die al mijn zintuigen bespeelt als een harp.
Kijken naar jou is liefhebben, eten en drinken, het verschil tussen
zuurstof en bekrompenheid der mensen, telkens je bij me bent hou
ik zielsveel van je, telkens weer naar het volgende telkens moment.
Houden van is telkens sterven en pijn en telkens de ziel streling
waar ik elke microseconde naar blijf hunkeren, jij bent mijn goedemorgen
en ik adem je in elke ochtend tot aan de nachtvallei, je weet wel.