In het inferno van mijn ziel is het nu nog steeds het fluisteren
van je naam die de hellepoort van mijn geest verzegelt
terwijl in de open haard van mijn hart elk knetterende houtblok
met doet denken aan de dagen en nachten waar we samen
passie uitvonden in een kil koude wereld van de mensen.
In het doorbrandde aroma van het hout komen tussen de zilveren
rook de herinneringen naar boven die neervallen op mijn ziel
en naast de as een nevel nalaten waar ik je voetstappen in meen
te herkennen, in de geelrode vlammen voel ik na al die jaren de
warmte en de energie terug van je lippen die zich neervlijden
op mijn gebroken lichaam en mijn palliatief bloeddoorlopen hart.
In de mensenverhalen wordt de hel beschreven vol vuur, dwazen
die niet weten dat vuur het zuurstofsymbool van het leven tot zich
neemt en uiteindelijk overgaat tot onmetelijk licht die dwars
door lichamen de harten kan raken en de zielen kan troosten.
In de vlammen ligt de parallel van een mensenleven, soms dodelijk
gevaarlijk, maar troostend helend als een hartverband in wording.
In de pyromanie van mijn liefhebben zal ik nooit de brandweer
zijn die de vuurdoop van ons verhaal geblust wil zien, in het vuur
weerspiegelen de vlammen, het tastbare bewijs van je bestaan.
Ik praat tegen de vuurtongen alsof je naast me ligt in de winter en
je de rillingen en de vorst rond mijn hart traag laat smelten.
Zielen branden van verlangen en doven enkel uit als ze terug samen zijn.
Foto: Pixabay – rechtenvrij.