In de vertwijfeling van je gouden stem voel ik de kracht van de
bamboe die dankzij de zegen der wijzen onbegrensde kracht kan
gevangenhouden, zoals de pijn die wordt verbeten op je ziel in een
onzichtbaar litteken dat nu deel uitmaakt van je onblusbare charme.
Terwijl je spreekt tegen de wereld, hoor ik nog steeds fluisterwoorden
gedragen door de zwoelte van de moesson zoals een warme wind
die in duizenden stukken breekt wanneer de regen inbeukt op de tijd.
In de zekerheid van mijn herinnering rust je hand nog op mijn schouder,
een simpel gebaar die de kracht der monniken heeft ontnomen, tijdloze
geste die de gebeden anticipeerde van gisteren, vandaag en morgen.
Bij iedere geur van een kaars zie ik je nog knielen in de eeuwenoude
tempel waar we voor een kosmische rechtbank elkaar trouw zweerden
in het lied die je nu nog zingt en ’s nachts me meeneemt naar een tijd waar
alle golven azuur waren en iedere wolk een ongebruikt palet in mijn geest.
In de lelijkheid van de realiteit dwalen mijn gedachten als kruisvaarders
af naar de jaren toen de dingen simpel leken in de gruwelijkheid van het lot.
Met mijn stilte, roep ik je nog steeds aan, in een gecodeerde kreet naar de
warmte van je huid, het licht in je ogen, de kalmte van je aanwezigheid,
tijd is slechts een illusie, emoties zijn de amandelsnoep van een geketend leven.
In de eenzaamheid van mijn creaties, ben je de muze die meekijkt over mijn
schouders terwijl ik nog eens je hyacintenparfum onbeschaamd tot me neem.