In de rillingen van de monsoenregen zie ik je lichaamscontouren
verschijnen als de woudelf die mensen helpt hun dromen te dragen
in de bossen van hun verlangens en lusten onder een kussende zon.
In je ogen weet ik niet meer waar de regendruppels asiel zoeken en
waar de tranen beginnen die een taal spreken die ik niet begrijp.
Je stem ontsnapt aan het koortsige ritme van de aanhoudende regen.
In je fréle toon voel ik de intensiteit van je bamboe hartslagen die
de taal spreken die we beiden herkennen in onze dromen.
In de rillingen van de doorbrekende zonnestralen zie ik je hoop
gedragen door de strelende wind van de heersers van de rimboe.
Natuurgeluiden begeleiden de schitteringen in je ogen die op
me rusten in een, gracieuze onzichtbare kus die me rust brengt
zoals ik die nooit kon inbeelden in het labyrinth van mijn dagen.
Je zijden handen raken mijn gezicht aan in een devotie die men
blijft inademen in de eeuwigheid die rusten in de zielvan Angkor Wat.
In de rillingen die je lichaam veroorzaakt op mijn porieën, die baden
in de gelukzaligheid van zalvende bewegingen die mijn ziel hertekenen
herken ik oude geschriften op het vergeeld perkament van mijn leven.
Je ogen zijn de poorten van mijn Shangri-La , je woorden zijn mijn gidsen
naar dat wat geluk heet, breekbaar en fragiel, als rillingen die
rimpels nalaten op de tranquiliteit in het meer van mijn leven.