In confetti gedachten puzzel ik je beeltenis terug in elkaar omdat
het eeuwen lijkt dat ik je gezicht kon strelen in een roestige morgen
en ik in je kus de energie kon vinden om de dag door te komen
met een masker op, omdat niets belangrijker was dan ’s avonds
naar je toekomen, als een dronken vuurvliegje op zoek naar de
haard in het woud der stilte, gemis is een als een verkoudheid
onaangekondigd en resistent tegen de onzin der mensen.
In emoties die door mijn vingers glippen als de zandkorrels
waarop we eens de branding van de oceaan afliepen op een
ander continent, een wereld waar ik de asielzoeker was van je
hart en jij de gids die het verleden en het heden zo handig
aan elkaar kon breien met woorden en je glimlach welke
alles onvermoeid kon overstijgen, vreemd dat je aanwezigheid
toen meer dan voldoende was, en nu voel ik mij als een imker
in een dolgedraaide bijenkorf waar er nooit nectar genoeg lijkt.
In de nacht dwalen mijn gedachten ver uit mijn lichaam en
glippen ze speels en schattig zoals je helende ogen waren,
weg in het verleden omdat het toen eenvoudiger was.
Terwijl ik in mijn slaap je parfum inhaleer en je kussen me
bedwelmen, voelt het aan als een lekkernij waar er geen
eind lijkt aan te komen, ook al weet ik niet hoe je vannacht
slaapt en waar, je bent er, en ook weer niet, en ik hou
van je en ook weer wel, desondanks alles…Slaapwel.