Sneeuwkristallen gingen tevergeefs een competitie aan met
de schittering in je donkere ogen welke donkere dagen naar
je hand zette alsof het een koninklijk winterbevel was.
Je porceleinen gezicht was een met de warmte damp
van je ademhaling die je gekleed liet in een geheimzinnige
waas die de koude naar hartenlust kon bevelen als
mijn ijskoningin die heerste over het woud waar mijn
hart klopte op het dennenritme van de wintermagie.
Sneeuwkristallen vormden een halssnoer rond je ranke hals
en het deed me denken aan een ree die voorzichtig de eerste
stappen zette in een wereld met vallen en koppig opstaan,
als de hogepriesteres van Yule zou je nooit meer toelaten
dat mijn hart zou verkillen in de wereld van mensen.
Ik weet dat sneeuw je tranen zijn, ons kil geheim.