Zandloper
De dag breekt in duizend stukken door het stuiptrekkend beven van
de nacht die possessie neemt van de verlaten straten met een koude
rilling die langs mijn ruggengraat loopt terwijl ik onbehulpzaam aan je
denk in een reflectie die de weerkaatsing van de maan in mijn gezicht
streelt als woorden van afscheid en hartverscheurende en diepe spijt.
In de striemende regen die de eenzaamheid van de nacht laat begeleiden
door het ritme van suïcidale druppels die zich opofferen voor een herinnering
aan jou, meen ik af en toe in de zucht van de wind je naam te horen fluisteren
heel dicht bij me, zoals je me onverwacht kon kussen in onbewaakte momenten.
Regelmatig voel ik een drukkende nevel op mijn schouder en zie ik bijna je
slanke vingers die me laten weten dat je er nog steeds bent voor mij in het
Rijk der nevelen, ver weg of juist net niet, het geluid van mijn stap klinkt
tweevoudig wanneer ik de dagen probeer door te slikken in eenzaamheid.
Aan de oever van de stadrivier neem ik de tijd om stil te staan bij de zwarte
golven die zich vergapen aan de zwart fluwelen grootsheid van de donkere
uren, waarin ik leef in de schaduw van je verhaal, welke die dag in mijn armen
stierf, de nacht is mijn bondgenoot omdat schrijvers enkel bloeden op papier
en duizend maal zijn gestorven met hun perkamenten ego’s tegen de letters
van de liefde die uit elke pagina springen omdat ik het geluk had je te kennen.
In de zandloper van mijn leven ben je de korrel die het waard heeft gemaakt.