De dag vouwt zichzelf weer toe, als een vergeeld manuscript waarop helden
werden geboren en dromen namen kregen in de fantasie van de penhouders
in de schemerzone tussen licht en duisternis, in de kerkers van hun fantasie
ontsnappen ze aan de dood en slapen ze op een bed van exotische bloemen,
het ontwaken buiten de teksten komt telkens weer hard aan als een mokerslag
omdat in hun kosmos de wereld er een is van verwondering, het ‘Nooit-land’
waar hun diepste wensen naar boven komen als de jungle orchidee die groeit
op de meest desolate plekken op aarde, de geur van de natuur is zuurstof.
De dag probeert zichzelf her uit te vinden zoals de tekeningen van Leonardo die
onder het stof kruipen als stille getuigen van een historische moord, in het DNA
van de tijd liggen niet alleen de fouten van mensen, maar ook gewurgde dromen
en gebroken liefdes, die weerzinwekkend mooi zijn, want in de pijn en het verdriet
ligt die kiem van de fabelachtige schoonheid der kunsten, de erfenis van de mensheid.
Geen schoonheid zonder pijn, geen vreugde zonder hoop, geen mens zonder hart.
In het kosmische bevel van eb en vloed ligt de synchronisatie van het groter geheel,
evenwicht is de basis van iedere creatie, de dag geeuwt en de nacht neemt
over omdat zwart-wit verhalen de meest kleurrijke zijn, de meest passionele en
oprechte op het schaakbord van het leven, de dag berust, de menselijke geest niet.