In de huivering van de morgen snap ik soms niet dat ik nog van je hou,
misschien omdat ik nog je kussen voel als residu op mijn gebroken ziel,
je consumeert me nog elke dag, beetje bij beetje, zoals zand dat mijn
hart boetseert en ik telkens je beeltenis voor mijn open of gesloten
ogen krijg te zien, in een hardnekkigheid die me telkens teruggooit
in het verleden, jij met je magische lach, je woorden die me betoverden
met spreuken die je leerde in het grote boek der verloren wijzen, jij
was het meisje die de sterren terug kon aansteken elke nacht weer.
In de troosteloosheid van de nacht snap ik niet dat je nog steeds de
mooie vreemdelinge bent die de stegen van mijn ziel blijft bewandelen
na al die jaren die opgebrand zijn als gigantische kaarsen en je vlam
die weigert te wijken voor mijn innerlijke stormen en tranenregens.
Jij bent mijn bekentenis, mijn biecht over de grens van het leven heen,
in mij zit de draaikolk van herinneringen waarbij ik je mis in de
onvergeetbaarheid van de sporen die je op me naliet, de bewijzen
dat je eens naast me liep in de regen en we ontwaakten terwijl
we onze zielen niet durfden wakker te maken in hun suikerroes.
Jij bent onvrijwillig heengegaan, maar voor mij adem je nog steeds
in mijn oor in je onzichtbaarheid voel ik je warmte in mijn hart.
A.I. Afbeelding Thalmaray