In de kreuken van het verleden kleeft je naam als een ongenodigde gast
welke angstvallig wacht op het heengaan van de schaduw woorden.
In de kennis dat de zelfs de duivel werd geboren als engel, treur ik naar
de duisternishorizon, in de dagelijkse herinneringen die niet minder zijn
dan geënsceneerde executies, de klok van de kerktoren zwijgt niet door
de ijzige wind, zoals mijn memories blijven inbeuken op de golfbreker
van mijn geweten, in de idiotie van de mensen ben ik de schouwspeler
die vanachter het theatergordijn de pijn wegslikt in het breken van de nacht.
In het schreien van de wind zie ik flarden van je gezicht die werd ontsierd
door een zilveren traan die weigerde ter pletter te storten op de ijskoude
kasseien geplaveid naar de diepste regionen van mijn rood ruïneus hart.
De rillingen op mijn ziel zijn de steunpilaren van mijn ultiem testament,
de schrijver die zijn ziel parkeert op het perkament van zijn vermoeide geest.
De dagen lijken allen op elkaar, als schaduwen die vechten voor een tikkeltje
licht die hun oorsprong kenden in de kleurpaletten van je prachtige ogen.
In het geeuwen van de dag, veranker ik mijn zoektocht in het drijfzand
van emoties op de bodem van mijn leven, die nu aan zijn laatste hoofdstuk
begint, als een inventaris van de verhalen die uit mijn pen vloeiden en de
kussen die ik ooit mocht ontvangen, gezichten, namen, zweven rond
de draaikolk van mijn pijn in de zucht der zuchten, op de troon van spijt
zit zelfverachting en weemoed, eens zal ik je terugvinden als de
mooiste zilveren helft van mijn levensmedaillon, tot dan liefste…
Foto: Pixabay – rechtenvrij.