Terwijl de ochtendzon de scherven van de nacht probeert te lijmen
schuif ik mijn gordijn open en tuur ik in een collage van grauwheid
en te veel belovende witte wolken, in de delicate glasreflectie van
mezelf herken ik weinig meer, omdat seconden vallen als zandkorrels
in een loper, en dromen te gedurfd uiteenspatten zoals caleidoscoop
zeepbellen die zo gevat waren om te proberen meerijden op zonnestralen.
Met dichtgeknepen ogen half in slaap probeer ik herinneringen te
recycleren en ontwaak ik langzaam tot het besef dat de tijd niet alleen
ijl en vluchtig is, maar ook constant in verandering, sublieme kunst om
de geest te desoriënteren als excuus om de beloftes niet te hebben ingelost.
Namen komen voorbij als een sneltrein in mijn brein, maar geen nieuwe
personages krijgen de tijd om op te stappen, want de haltes liggen namelijk
allemaal ver in het verleden, de momenten die eens speciaal waren zijn
nu verloederde stations die er stil en verlaten bijliggen ergens in de kerkers
van mijn memories, gezichten passeren de revue terwijl ik krampachtig
een poging doe om deze morgen net zoals alle anderen niet na te denken…