Een traan in de illusie van de tijd

Een traan in de illusie van de tijd

Terwijl ik zit te denken op mijn kamertje, zie ik je plots voor mij staan, gekleed in een zijden, blauw gewaad, zoals de schaduwrond een kaarsvlam die die wind trotseert in de storm.

Je blonde krullen dansen zoals de golven van de zee die uitrollen op je smalle schouders. Je handen, jong en zacht, zoals zuiverste sneeuw dat smelt en dwarrelt tussen mijn vingers. In je ogen zie ik de afbeelding van de kim lijn en de eerste schittering van de zon. In die ogen zie ik de zee, het strand.

Wij hollen op het verharde zand, wij voelen het water over ons heen pletsen. Wij horen het klaaglied van de golven en luisteren naar het oneindig gebruis van het kolkende water.

Vrij! Ja, we zijn vrij zoals de meeuwen die krijsen, zoals de wind die schuurt. Eindelijk samen, nu is er geen afstand meer die ons kan scheiden, de zonnestralen schijnen ons toe, en onze schaduwen vormen zich langzaam op de goudgele korrels.

Heel langzaam als een oester die opengaat en zijn schat laat aanschouwen, onze liefde: een witte, pure parel.

Op het witte schuim van de golven gedragen spoelt er een schelp aan. Met de snelheid van een paard komt het water aanhollen. Een statige schimmel komt naar ons toe. Ik zie je naar dit edele dier toestappen. Ik hoor het hinniken, wanneer het zijn kop in je handen legt. En in de ogen van het beest zie ik jouw weerspiegeling.

Je kijkt me aan, stapt nader en kust me zoals de ochtendnevel die boven het water hangt en verdampt. Op je schimmel verdwijn je tergend langzaam in de zee der waarheid.

Ik wil je tegenhouden maar ik zie alleen maar de verblindende weerspiegeling van het water.

Het water overspoelt de schittering in je ogen en er blijft één traan over, een wondermooie, volle traan. De glans van de zon zie ik nu in die traan, terwijl je blauwe gloed mijn kamertje oplicht. In die traan komen er duizenden dingen tot uiting. Ik betast je gouden haren die aanvoelen als lentebloesems in een magisch seconde in de kennis dat de tijd zal toeslaan zoals het leven onverwacht en pijnlijk.

“Nu zullen we nooit meer alleen zijn” zeg je.

Ik veeg met mijn hand die opstandige traan weg die over je wangen rolt in een lawine van spijt, als een nieuwe rivier die geboren wordt in het verdriet der tijden.

Met een laatste enkele blik verdwijn je in een blauw waas. Wanneer de zon de plaats inneemt van de maan, ontwaak ik met mijn ogen gericht op mijn hand waar zich één enkele wondermooie traan bevindt.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *