Zomerbedenking, het strand van verlangen

Zomerbedenking, het strand van verlangen

Versuft door de overweldigende hitte zat ik zomaar te dromen op het zwoele strand, in mij knaagde er een probleem die zich aansloot bij een lange lijst die op mijn naam stond geschreven. ‘k Noem het toeval of intuïtie toen ik oprees en de talrijke korrels van mij afschudde die woest naar de grond toevielen, zoals de sneeuw op een verre bergtop voortgestuwd wordt door de snijdende morgen wind en komt te belanden op een eenzame berghut ergens in een verlaten dal.

Tussen de wondermooie geluiden van lachende mensen en het praten van een kind heen voelde ik een vreemde vibratie die mijn zintuigen prikkelde, het bange gevoel jezelf te herkennen in een blinde die juist voor de put der duisternis komt te staan.

Het ritme van mijn hartkloppingen leek plotseling niet te kloppen met de melodie van een populair lied die me zo geliefd was. Door een onverklaarbare druk van een gevoel waarin ik totaal nieuwe dingen probeerde te herkennen, in slechts enkele seconden bleek ik een facet van mijzelf te ontdekken.

Mijn ogen zochten hun weg tussen de bruinverbrande gezichten, die alleen harmonieus schenen te genieten van het bekoren zonlicht. Net ietsje vlugger dan wanneer de hemel zijn toorn laat vallen in de vorm van een bliksemschicht visualiseerde ik je. Ik had het kunnen weten dat je de oorzaak was van de stormachtige amoureuze bewegingen in mijn gedachten.

Over mijn lippen liet ik je goddelijke naam rollen, terwijl een glimlach werd geboren in dat deel van mij dat gevoel heet.

Zoals altijd was de blik in je ogen overweldigend en helderder dan de schijn van een bekend edelsteen met dezelfde dimensionale glans. Even sprankelend zoals het helderste rivierwater dat vanuit een dromerige oorsprong zijn weg zoekt naar de zee; de rustige zee. Heel eventjes dacht ik aan de bladzijden van een boek waarvan ik de auteur was en wij samen de hoofdrollen speelden en improviseerden naar een gelukkig einde toe.

Je haar, wondermooie blonde lokken die schenen te dansen met elke stap die ja vastberaden op de grond, maar onzeker in je leven zette. Een fluwelen glans verspreide zich over je blonde haren telkens de zon er één van zijn stralen op afvuurde.

Ik voelde me blij want ik had nooit gedacht je die dag te ontmoeten. Zie je, ik had het ietwat verleerd te geloven in een rijk bezit dat geluk heet. Ik kon mijn ogen niet van je afhouden, je was immers voor mij de ideale personificatie van een deugdzame jeugd en een onaangetaste vrijheid.

Je leefde vast ook in je eigen wereldje, een wereld zo verschillend als het mijne, je leek trouwens een belangrijk figuur in jouw wereld toneeltje.

Net als een opgejaagd dier dat de dood voelt naderen vlak voordat het wordt afgeslacht, voelde ik de kwelling van de naderende pijn, want elke seconde zette je een stap verder van me weg en ik bleef genageld staan onder de brandende zon. Eventjes keek je naar me op, maar de donkere glazen van mijn bril verborgen m’en gezicht en je herkende me niet. Waarom zou je me trouwens herkennen? ; voor jou was ik immers maar een ordinair deeltje van de massa die rondom je leefde.

Je zomerhoed zat losjes ietwat ondeugend op je hoofd, en voor me zag ik het beeld van een zesjarig meisje dat naar me kwam toelopen en me zachtjes “vader” noemde.

Eén van de vele dwang dromen die ik meende te beleven om de eenzaamheid op te vullen.

Ik hoorde meeuwen krijsen in een droevig lied en ik liet je heen gaan want ik wist dat ik niet de moed kon opbrengen om mijn zoveelste ontgoocheling te ontmoeten.

Toen je uit mijn gezichtsveld verdwenen was ging ik huiswaarts in dezelfde richting waar je even tevoren werd opgeslorpt door de massa. Ik schaamde me over mezelf, omdat ik niet voldeed aan mijn verwachtingen en aan al de verwachtingen van anderen met wie ik omging, zelfs sommigen van hen noemden zich mijn vrienden.

Ik vrees dat mijn zelfrespect die dag zoek raakte tussen de golven en de zandkorrels in.

Indien mijn vriend die zich in een naburig land bevond hier was geweest zou ik me veel zekerder gevoeld hebben, hij had immers altijd de moed om zijn emoties verdekt op te stellen en toch te laten aanhoren aan de wereld. Hij zou wel raad geweten hebben of hij zou minstens iets ondernomen hebben waarvoor ik terugdeinsde. Sinds lang was ik op zoek niet naar wat gezocht zou kunnen zijn, doch naar wat is!, niet zonder kleerscheuren immers.

 

Want O wonder! Ik scheen een uitzondering te zijn en mijn gedachten bleken hoe onverklaarbaar dan ook niet te stroken met de scenario’s van de gangbare nieuwe gewoontes en zeden van mijn generatie die zich eens uitriep tot medeleven, begrijpend en origineel, en zich al lang als volwassen heeft bestempelt in de hoogmoed van een kind.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *