Omdat ik in je ogen de zijdecaravan naar het verre Oosten zie passeren
en in je stem de jasmijnenbloemen hoor ademen op het ritme van de
moesson, glimlach ik doorheen de pijn van de tijd omdat jij mij ooit
zegende met je lach en je ogen me ridderden tot het ultieme genot,
dank ik de goden dat jij ooit aan mijn zijde streed tegen de apathie
der harten in de mensen die zichzelf door de dag dragen in een illusie.
Met je amandelogen kon je me steeds weer overtuigen om de haard in
mijn hart te voeden met je fluwelen woorden en je lichaam, het land
was waar ik voor altijd wou vertoeven, in een tijd waar oost en west
geen enkele betekenis had en we leefden op de stand van de sterren
in de rimboe van onze gedachten en de stranden van onze liefde.
Jij deed de grond onder mijn voeten beven en telkens weer nam je
me mee in een prachtige dans, waarbij je lang duister haar mijn zinnen
bleef strelen en ik de souplesse van je zijn bleef bewonderen elke nacht
weer om ’s morgens telkens weer herboren te worden met je gezicht
als panorama op een veel te groot hoofdkussen en de geur van wierrook
onze wekker was om samen nogmaals onze zielen te laten huwen op
de onbezorgdheid van de liefde, de zon viel door het bamboeraam
en de hitte begon elke ochtend telkens weer je naam te branden op
mijn ziel en mijn hart, ik heb de hemel kunnen proeven als een bitterzoet
aperitief die nu nog de drijfkracht is achter mijn denken en doen.
Saranghaeyo!
Foto: Publiek domein-rechtenvrij