De tranen van de duivel

De tranen van de duivel

Hij voelde zijn eigen bloed gutsen als opstandige geisers uit de drie kogelgaten die zijn borst kast had opengereten als de perforaties van het noodlot. Een kleine hoofdwonde boven zijn oogkas deed een bloedrode bron ontstaan die het noodlottige traject van de zwaartekracht volgde. Zijn gescheurde droge lippen vingen enkele druppels op van zijn levenssappen, het smaakte warm en zilt. Zijn ogen tuurden door de stoffige ruimte waar net voordien hij zijn daad stelde van controleerbare woede, de apotheose van zijn lijden was tot een absoluut hoogtepunt gekomen, toen hij de veroordeelde moordenaar van zijn dochtertje genadeloos neerschoot in het historische gerechtsgebouw. Zijn verharde gezicht keek op afstand naar de politiemensen die hadden terug gevuurd, als onwetende engelen hadden ze hun bliksems neergesabeld op de dreiging. Een gunst hadden ze hem verleend, toen hij daar lag in zijn dagelijkse nette pak, onbereikbare nette schoenen en een wit satijnen hemd die nu roder was dan een stervende zon, doordrenkt door de sterkste band die een mens kan hebben, bloed. Zijn daad was niet onverwacht geweest, diagnostisch voorspelbaar zelfs, omdat sommige gebeurtenissen vaststaan in een fossiel dat lot heet. Hij voelde nu dat hij geroepen werd, het deed hem denken aan het aftellen tijdens zijn eerste operatie, het achterwaarts tellen voor de anesthesie, op de operatietafel van het leven is het tellen vervangen door herinneringen…

De morgen was opstandig opgestaan in de verzuchting van de dagelijkse sleur. Hij sleurde zichzelf door de dagen in de misrekening van zijn leven. Als onbegrepen romanticus schilderde hij zijn dagen met de vervlogen dromen van zijn jeugd en het schreiende tastbaarheid van zijn eigen beperkingen en falen. In de draaikolk van de herfst van zijn leven was zijn dochtertje het absolute in zijn bestaan, in de onschuld van haar jeugd was ze zijn Pi, oneindig, in schoonheid en dromen, het nooit eindigende verhaal, de brug tussen zijn door tranen weggespoelde dromen en haar levensscenario die hij probeerde bij te sturen tot een mooi verhaal. De bruine ogen die hem aankeken elke morgen waren de poelen van energie die het vuur aanwakkerden aan het elixir van zijn dagen, als een miraculeuze likeur gebrouwen door monniken volgens oude half-heilige recepten. Gevallen dromer was in haar ogen een God, en zo voelde hij zich ook in haar nabijheid, zijn uitkomst naar onsterfelijkheid. Haar donkerbruin haar was zo lang als zijn mislukte dromen, en zijn taak en levenswerk was haar het geluk schenken welke hem door verschillende mensen deskundig werd ontnomen door een sluipend gif welke menselijke natuur heet. Haar woorden waren zalvend zacht voor zijn gebroken ego, en ze was zijn octrooi, het laatste gevoel van realisatie te midden van een woestijn van mislukkingen.

Als een getrainde kameleon werkte hij zijn dagelijkse taken op in een psychische gevangenis die de naam kantoor droeg. De intellectuele eenzaat vermomde zich deskundig zoals elke dag tot een sociaal beest, zijn welbespraaktheid waren de met zorg gekozen lagen make-up die hem een camouflage verleenden die strak aanspande als een tweede huid. Het moment dat zijn telefoon rinkelde wist hij in een nano- seconde dat het lot zijn mist terug over hem had getrokken, hij kende die momenten, de seconden waarin zijn leven werd overhoop gegooid. De stem aan de andere zijde liet hem geagiteerd weten dat er iets was gebeurd op de school van zijn dochter. Met een oerinstinct gooide hij de hoorn neer en verdween als een razende furie naar de plaats der onheil. Het optische vuurwerk van de talrijke zwaailichten tegemoet rijdende was de voorbode voor zijn grootste angsten, de mensen die paniekerig door elkaar liepen als de marabunta mieren die genadeloos alles kaalvreten op hun weg, bevestigden de ernst van de situatie. In minuten die maanden leken, en die traag voorbij slenterden als schaduwen die door kaarslicht worden gedreven vernam hij dat zijn dochtertje samen met 12 anderen neergeschoten was door een dolle schutter. De kennis van de mededeling was een psychedelische tocht naar de hel en terug, zijn ogen verloren de glans die hij had toen ze als een volwaardige Griekse Godin het vuur aanstak in de tempel van zijn geest. Die seconde stierf hij duizenden doden, het falen van zijn leven was nu noodlottig compleet, de reden van zijn bestaan was kosmisch weggeblazen in de banaliteit van een verhaal zonder liefde, passie of dromen. Hij was het veertiende dodelijke slachtoffer dat niet voorkwam op de statistieken. Een abominabel verleden, een kurkdroog heden, en geen toekomst, perfecte cocktail tot waanzin.

Hoe neem je afscheid van een stuk van jezelf? Bleef hij zich afvragen. Op het ravijn van de ijsberg die zijn hart nu was geworden probeerde hij zieltogend nog een betekenis te geven aan het heengaan van zijn oogappel. Voor het eerst sinds jaren werden zijn ogen de gescheurde dammen die hun tranen rijkelijk lieten vloeien, over het woeste ongeschoren landschap van zijn gezicht. De condoleances van anderen waren slechts gefluister in de achtergrond, zijn geest scheen niet meer in staat om het te bevatten. Een beschermer zonder doel, een herder zonder schaap, slechts de woede die zich nestelde als een kleine demon in zijn gedachten, de vlinders in de buik die hij had toen hij zijn dochter zag waren nu granieten maagzweren geworden. Hij keek naar de kleine witte kist nachtenlang en huilde vanbinnen hard als een wolf die de maan aanroept, zijn vragen en zijn verwensingen naar het leven namen toe met iedere seconde. Met haar was alles verdwenen wat hem mens maakte, de laatste pijler die alles nog staande hield en nu …

Na de extase toen de moordenaar van zijn kind neerviel voelde hij de helende nevel van berusting toen hijzelf dodelijk werd getroffen. Hij keek nog eenmaal naar de duivel die hij had vernietigd en voor het eerst sinds zijn engel was heengegaan voelde hij terug een emotie. Het gebouw en de omgeving vervaagden, hij rook nog stof, en kon de gezichten die hij waarnam nog moeilijk thuisbrengen…Zijn laatste beeld was een spontane glimlach van zijn dochter, zijn kostbaarste herinnering… Aan het uiteinde van zijn voeten, waar zijn bloed protesterend een plas had achtergelaten meenden hij een zanderige oever op te merken, in de verte zag hij water als een stille rivier die de lente inzegent, een enorme druk voelde hij op zijn voorhoofd en over het nu duidelijke water heen scheen een ontzettend fel licht…Over het water heen dat nu zachtjes begon te kolken verschenen er plots ontelbare luchtbellen van de diepte naar de oppervlakte, als een omgekeerde regen om spattend op een ritmische melodie uit elkaar te spatten. Een gedaante verscheen uitdagend langzaam naar hem toe, zwevend over het wateroppervlak. Hij die de godsdienst al lang tot het rijk der fabelen had verbannen, pijnigde zijn vermoeide ogen. Een prachtige slanke jonge vrouw volledig gekleed in het wit, knielde neer, ze maakte een kleine handbeweging en de bloed druppels bevroren in een constante trance. Vragend keek hij haar aan, en keek naar de raaf zwarte haren die zweefden en een gezicht die hij enkel kon omschrijven als sereen. De verschijning sprak in een timbre die zijn doodsstrijd ongegeneerd onderbrak. “Wie?…”.”Ik ben niet wie je denkt” zei ze met een stem die hij meende ooit eens te hebben gehoord in vervlogen tijden “Alhoewel ik niet exact ben wat algemeen wordt aangenomen, heb ik de kracht om tussen te komen in kosmische vergissingen” zei ze zacht, haar woorden vervoerden een echo alsof ze het elan wilden zijn voor de gebeurtenis. Hij fronste zijn wenkbrauwen en zijn gezichtsuitdrukking was er één van autistische verwondering. “Wij kunnen de tijd terugdraaien voor zij die het verdienen:”…Hij probeerde ietwat rechtop te zitten, de volgende vraag brandde al op zijn lippen, ze gaf slechts een teken om te zwijgen. De sensuele grenswachter tussen het leven en het volgende avontuur beroerde haar stem nog eenmaal terwijl ze hem streelde met haar ogen…”Met de dood van je dochter heeft zelfs Lucifer gehuild, jij kreeg de tranen van de duivel”…Ze overhandigde hem een klein medaillon van een eenhoorn die ze liet rusten op zijn bloed doordrenkte vingers. “Zeg maar niets meer” zei ze nog, “Ik weet het.”

Die morgen was de consumptie van de zomer, de zon hamerde zijn stralen doorheen het land en de natuur bloeide in de kleuren die gevallen waren vanaf de paletten van de grootste meesters. In de eetkamer zat een zevenjarig meisje te wachten op het spannende avontuur van de dag. Hij kwam naar beneden, en zijn blik dwaalde rond de verschijning van zijn dochter. Er was geen reden toe maar die dag voelde hij dat hij klaar was voor een nieuwe uitdaging. “Papa ik voel me niet zo lekker” zei de kleine meid “Mag ik bij je thuisblijven”. Als in trance keek hij haar aan terwijl de zin nog zijn verstand bestormde “Weet je wat, ik neem vandaag een dagje verlof” zei hij lachend. Zijn tegengeschenk was de mooiste glimlach die spontaan naar hem toevloog. Later die dag zocht hij angstig naar zijn telefoon, in een bevangen onverklaarbaar gevoel, terwijl hij zijn kleine meid geen seconde uit het oog verloor. Terwijl hij zijn zakken doorzocht greep hij naar het vreemde voorwerp die hij gefascineerd bekeek, een medaillon met de beeltenis van een eenhoorn vulde zijn handpalm. Het leek alsof hij in de fractie van het moment begreep dat “de tranen van de duivel” hadden gezorgd dat de eerste versie van die dag nooit had plaatsgevonden. Diezelfde dag sierde het medaillon het meisje als een metafysische bescherm vrouw voor de rest van haar verhaal., beiden door de band van het bloed en de liefde, kregen hun existentie terug.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *