Maanden geleden had ik niet durven dromen om die dag in het Stazione Termini te staan in Rome bedacht ik toen ik rondkeek in de hectische mensenmassa om me heen. Veronderstellingen maakten geen deel meer uit van het leven sinds de verschrikkelijke gebeurtenissen die de wereld onherroepelijk hadden veranderd. Mijn blik gleed over de anonieme gezichten heen op zoek naar mijn contactpersoon. Mijn gedachten waren de verkenners van mijn dromen die ergens op zoek waren naar antwoorden in een regenachtige morgen. Een regendruppel bengelde uitdagend op mijn haviksneus als de herinnering aan kille gedachten die mij ten deels ware gevallen sinds mijn terugkeer uit Afghanistan. Hier en daar merkte ik een lachend gezicht op, anderen keken nors met het noodlot afgedrukt op hun ziel. Was deze biotoopwissel – een vergissing vroeg ik mij af. Met een vaste pas liep ik richting uitgang van het gigantische treinstation, de stalen treinreuzen voorbij wandelend die op mij leken neer te kijken als stille getuigen van de turbulentie in mij. Diep in mezelf wist ik dat de impulsie om deze buitenlandse opdracht te aanvaarden, een pelgrimstocht was naar innerlijke rust. Jarenlange training en karakter bleken broos toen ik enkele weken geleden werd geplaagd door nachtmerries die de kern van mijn ziel ontgonnen en daardoor alles een open vraagstelling werd. De kwelgeesten in de nucleus van mijn zijn hadden een satijnen purperen toga aangemeten op mijn persoon en voor het eerst had ik niet alles onder controle. De meest verwerpelijke gedachte ooit.
In een ooghoek zag ik de chauffeur met een blijkbaar haastig in elkaar gestoken naambord. Was hij de veerman die me zou brengen naar de oevers van mijn lot? In een instinctieve appreciatie nam ik haastig de man in me op. De kleine kalende man met een glimlach als die helend was als de beste Italiaanse wijn. “Signore Vandervoort?” vroeg hij vriendelijk en overdreven nederig. “Si” repliceerde ik met de instinctieve reflex om niet bloot te geven dat ik de taal machtig was. Ik nam plaats in de zwarte Mercedes, die rook alsof die net uit de fabriek was gerold. De chauffeur Antone probeerde honderduit in een mengelkroes van Italiaans en gebroken Engels me naar mijn zin te maken. Het viel me op hoe veerkrachtig het oude Rome wel was, slechts enkele weken geleden was deze stad ten prooi aan een ongezien monster, het duivels beest dat zoveel jaren voordien al had toegeslagen in New York. Historische gebeurtenissen zijn bij definitie historisch omdat niemand ze ooit voor mogelijk heeft gehouden, dacht ik nog. Een droefheid viel over mij toen ik besefte dat ik niet had kunnen bedenken dat mijn vrouw en kind zouden zijn omgekomen in de aanslag van Amsterdam in 2014. De dood was nochtans voor mij geen onbekende geweest, als soldaat en later als veiligheidsagent had ik die meermaals helpen toeslaan. Was dit de tol van het lot? De prijs in de vorm van suïcidale karma? Het beeld van mijn verloren geliefden probeerde ik zo goed mogelijk uit mijn geest te bannen, terwijl ik uit het raam gluurde naar de eeuwenoude miljoenenstad. Binnen enkele minuten zou ik eindelijk mijn opdrachtgever zien en weten waarom ik met een meer dan riant salaris werd binnengehaald in een wereld die leek te daveren op zijn grondvesten.
De auto stopte voor een relatief kleine villa in de buitenwijk van Rome. De stenen structuur ademde traditie uit en het leek voor eventjes alsof het een effectief schild was tegen de gruwel van onze tijd.
Hier waren begrippen als terrorisme, aanslagen of zelfs dood immuun in deze plaats. Er was de eenvoud van de mensen en het leven zoals het al was begonnen in het oude Romeinse Rijk. Verkrampt kwam ik uit de wagen en bekeek ik het huis. Mijn chauffeur maakte een uitnodigend gebaar om binnen te gaan. Vastberaden duwde ik het grote zwarte hek open, het piepende geluid kwam onheilspellend over, als de roep van een kraai op een desolaat slachtveld. In de kleine voortuin viel vooral de keurigheid op van de aangeplante bloemen en bomen op, een miniatuur fresco midden in een volkse wijk. De voordeur van het huis ging open en ik merkte onmiddellijk dat de jonge dertiger die opendeed mij wantrouwend aankeek. De verdikking in zijn keurige colbert aan de rechter zijde verried onmiddellijk zijn holster en wapen. “Thomas Vandervoort?” vroeg hij men een stentorstem. Ik knikte terwijl mijn ogen geen seconde afweek van zijn blik. Het was overduidelijk dat deze man hetzelfde beroep uitoefende als ikzelf, zijn lichaamstaal sprak boekdelen. De man liet mij binnen in de foyer waar ik plaatsnam in een kitscherige donkerrode zetel. Mijn chauffeur fluisterde nog naar de man toe, dat alles goed was verlopen en wij niet waren gevolgd. “Kom” zei mijn begeleider plots, hij opende magistraal zware eiken deuren waarachter ik een indrukwekkend bureau aantrof. De man die in de stoel van het kantoor had gezeten, rees op en kwam mij tegemoet in een blijkbaar gemeend enthousiasme. Mijn katholieke opvoeding komt mij toch van pas? – bemerkte ik ironisch toen ik het habijt zag van een kardinaal. Zijn sneeuwwitte haren bewogen ostentatief als een ereteken van wijsheid en ervaring, zijn zichtbaar overgewicht was passend voor de status van een gewichtig man, maar wat vooral opviel waren zijn heldere bijna doorzichtige blauwe ogen die een vlijmscherp alles observerende blik voortbrachten. Zijn handdruk was gemoedelijk maar stevig, zijn Engels accentloos geraffineerd. Na de eerste beleefdheidsrituelen te hebben doorstaan stelde hij zich voor als kardinaal Maldini. De man sprak onderhoudend en zelfs enthousiasmerend over de laatste gebeurtenissen die de wereld hadden geschokt. Hij leek er bijzonder trots op dat twee van de daders van de bomaanslag op het Vaticaan, waarbij niet alleen de Paus maar ook een groot deel van de curie omkwamen, waren gevat door de Zwitserse Wacht. De televisiebeelden van deze aanslag, zag ik levendig terug voor ogen. De verslagenheid volgend op deze gruweldaad had ik beleefd net zoals alle Europeanen en een groot deel van de wereldburgers. Het eens zo prachtige Vaticaan was onherroepelijk verminkt door de explosie, de volledige linker vleugel in puin, de christelijke kerk onthoofd. “Het zijn gevaarlijke tijden Mijnheer Vandervoort” zei de kardinaal bijna zuchtend met net een zichtbaar laagje van woede in zijn stem. “Mijn collega’s en ikzelf zijn niet zeker van ons leven”. Ik besloot hem niet in rede te vallen, te meer om de inhoudelijke waarde van zijn woorden te evalueren, en anderzijds omdat ik net zoals alle andere burgers werd getroffen door de aanhoudende aanslagen. “Wij hebben uw diensten aangenomen om de opvolging in de kerk te vrijwaren” zei hij terwijl hij uitdrukkend keek alsof zijn ogen wachtend waren als hongerige roofdieren op zoek naar een teken van bevestiging. “De arrestanten zijn leden van Al-Salihun, dezelfde moslimfanatici die verantwoordelijk zijn voor de ontvoering en de executie van de dochter van de Russische president”. Alle zintuigen in mijn lichaam stonden op scherp toen hij deze verfoeilijke naam noemde, het was deze groep die verantwoordelijk was voor de bom die mijn familie de dood insleurden”. Voor het eerst sinds lang had ik de grootste moeite om mijn emoties onder controle te houden, mijn gebruikelijk uitdrukkingsloos gezicht was nu gespannen. Ik bemerkte onmiddellijk dat de kardinaal observerend toekeek naar mijn waarschijnlijk zichtbare reactie. “Ik zie dat het u duidelijk wordt waarom wij u hebben gekozen Mijnheer Vandervoort” zei hij droogjes. De opmerking kwam aan als een homerun. “We zijn aan het begin van een nieuw era” vervolgde hij terwijl hij mij een glas cognac overhandigde “U bent gekozen als de bewaker van Gods wil”. Bijna emotieloos luisterde ik verder naar zijn instructies voor de volgende dag: na een welkome rust diende ik mij aan te melden in Vaticaan stad, bij de kapitein van de Zwitserse wacht en een beperkt college van kardinalen, mijn taken zouden me worden uitgeklaard.
Die nacht kon ik de slaap niet vatten, ik luisterde weer naar het laatst ingesproken bericht van mijn vrouw die ze had nagelaten op mijn telefoon net voordat ze de wereld had verlaten voor de ultieme reis. Het koude angstzweet brak me uit toen ik nadacht over de opgekropte woede die zich van mij meeste maakte. Zoals in de hypnosesessie voelde ik mij claustrofobisch gevangen door een purper doek, satijnen handboeien die me in de ban hielden van duizenden vragen. Vooral de boosheid in mezelf baarde me zorgen, ik was geen goede man wanneer men mij boos kreeg. Ik wreef even over de loop van mijn revolver, liefkozend als appreciatie voor een oude vriend die mij vele malen het leven had gered, en vroeg mij af waarom de informatie van vandaag naar mij was toegekomen. Morgen zou raad brengen, althans dat dacht ik in de nativiteit van de onvermijdelijke hoop.
De volgende morgen was mijn vrolijke spraakwaterval chauffeur die me bracht naar het hart van het christelijk geloof: Vaticaan stad. De laatste maal ik die had bezocht was als bodyguard van een prominente vertegenwoordiger van de Europese Unie, deze keer zou ik enkel als taak hebben dat waar ik in uitblonk, het detecteren van gevaar en het terminaal uitschakelen ervan. Het was futuristisch onwezenlijk om het onteerde Sint-Pieters plein te zien, herschapen in een halve ruïne, ereteken van de strijd voor de mensheid. De antilucht afweerraketten waren omnipresent als postmodernistische beeldhouwwerken die de gruwel van het leven onderstrepen. De zwaar bewaakte Italiaanse paracommando’s en de Zwitserse wachten in vol gevechtsornaat in plaats van de zo traditionele uniformen waren een herinnering aan de realiteit van 2015. Na de nodige formaliteit werd ik ontboden bij de commandant van de Zwitserse wacht die tot taak had deze chaos in goede banen te leiden en vooral nieuwe aanslagen te verijdelen.
De commandant van de Zwitserse garde, kwam mij persoonlijk begroeten op het Sint Pietersplein. Oscar Knecht was een bekende naam in de wereld van de veiligheidsdiensten, deze Zwitser was niet de eerste de beste, hij had zich met succes onderscheiden in verschillende militaire campagnes en blonk uit door een parate kennis van gevechtstechnieken en tactische onderlegdheid. Zijn voorkomen deed in geen enkel opzicht vermoeden dat deze man een moordende machine was, zijn gestalte was aan de kleine kant, zijn gelaatsuitdrukking was onopvallend met uitzondering van zijn donkergroene ogen die zijn intelligentie niet konden verbergen. Zijn algemene indruk was er één van vernietigende bezorgdheid. “Mijnheer Vandervoort, uw reputatie gaat u voor, ik heb geen verdere introductie nodig. Hoop alleen dat wij constructief kunnen samenwerken”. Het was duidelijk dat hij nieuwsgierig was naar het waarom van mijn aanwezigheid, maar als tactvol persoon kon hij zijn voor de hand liggende vragen onderdrukken. “Ik breng u naar kardinaal Simonetti die u beter kan uitleggen wat er van u wordt verwacht. In de ellendig lange wandelgangen zag ik zijn arendsblik die nauwlettend ieder detail observeerde. Na enkele minuten was het duidelijk dat zijn manschappen een gigantisch respect hadden voor deze man. Hij was een man die een kamer kon vullen zonder woorden, zonder theatrale dramatiek maar enkel door zijn aanwezigheid die respect afdwong.
Eenmaal aangekomen in het kantoor van Simonetti kon het contrast met Maldini niet groter zijn dit zowel wat betreft de sfeer als de fysieke verschijning van de man. Oscar Knecht stelde ons voor en samen gingen we zitten aan een tafel op het balkon waardoor we noodgedwongen werden geconfronteerd met de staat van beleg van het Sint Pietersplein. De graatmagere Simonetti leek de wanhoop nabij en was duidelijk diep onder de indruk van de gebeurtenissen. Ik vernam dat pas enkele dagen geleden een sluipmoordenaar werd geëlimineerd door de ordediensten. In zijn kledij kon men een foto vinden van Simonetti, hij was duidelijk een doelwit. De man beefde letterlijk van zenuwachtigheid en begroef meermaals zijn gezicht in zijn handen. “Bent u gelovig Mijnheer Vandervoort?” vroeg hij mij op de man af. “Ik geloof in mezelf en het oordeel dat is me is ingegeven” was mijn pasklaar antwoord. Hij knikte begrijpend en nadenkend. “Deze aanslag komen we nooit te boven” zei hij aarzelend, met de moeder der wanhoop in zijn blik. “We zijn nog steeds in de staat van Sede Vacante (*1)” zei hij terug terwijl zijn handen nerveus over zijn baard wreef. “We kunnen de paus zelfs niet begraven, meer dan verkoolde resten zijn er niet teruggevonden van de 89 slachtoffers”. De intonatie in zijn stem was van dien aard dat deze perfect aanleunde bij de dramatiek van zijn verhaal. De commandant en mezelf keken elkaar een seconde aan in een alles begrijpbare blik. “Er is niemand meer veilig” zei de magere kardinaal nog “We zijn opgejaagd wild”. Er viel ene ongemakkelijke stilte toen dit abrupt een einde nam door een licht geklop op de deur. Een dienaar bracht ons koffie, schonk deze uit zonder een woord te wisselen. Bij het overhandigen van de porseleinen kop, voelde ik dat er een briefje in mijn handen werd gestopt, welke ik na het een initiële verbazing vlug liet verdwijnen in mijn handpalm. Simonetti had zijn pleidooi onderbroken tot dat de bediende de kamer terug had verlaten. “U zult instaan Mijnheer Vandervoort voor de persoonlijke veiligheid van mezelf en kardinaal Maldini, daarna zal uw hoofdtaak worden uitgelegd”. De geheimzinnigheid kon ik moeilijk waarderen evenmin als de overal presente paarse gordijnen die flapperden door de hallen. Menig raam was gesneuveld tijdens de explosie en het spelen van de wind op het purperen textiel herinnerde me aan een ijzingwekkend geluid, net als gebroken vleugels van vogels die de marteldood tegemoet gaan. “Weet u” ontrukte Simonetti mij weer uit mijn gedachten “de beschaafde wereld heeft nood aan een leidersfiguur”. Er waren weinig woorden in te brengen tegen deze dialoog van de verslagenheid, de wereldsituatie was er inderdaad niet veiliger op geworden, en het was onmiskenbaar dat er iets in de lucht hing. Wat mijn rol hierin zou worden kon ik toen nog niet vermoeden. De dag zou zich verder slenteren met briefings over veiligheid en kennismaking met de omgeving, ondertussen zat het briefje die ik heimelijk mocht ontvangen in mijn jaszak, ondanks mijn extreme nieuwsgierigheid besloot ik het pas te lezen wanneer ik in mijn privévertrek was.
Diezelfde avond in de beslotenheid van mijn kamer, viste ik het papiertje uit mijn jas en begon de ene zin te lezen: “Loquitur bestiae, vine”. De zoveelste episode van insomnia diende zich aan. “Hij die met dieren praat, overwint”, wat kon men vinden in deze geheim zinnige boodschap? De commandant van de Garde had al een paar keer gesproken in raadsels, vooral de zin “Niets is wat het lijkt” bleef in mij hoofd spelen als een echo die oneindig bleef klonken. De volgende week was er één van routineus werken. Tot mijn eigen ontsteltenis assimileerde ik bijna perfect met de purperen gordijnen op de achtergrond. Elke avond vulde het onbeschadigde deel van het Sint Pietersplein met gelovigen op zoek naar troost, antwoorden en vooral een nieuwe leider. Kardinaal Maldini bleek mij meer en meer in vertrouwen te nemen en deelde soms de berichtgeving van de groten der aarde. Het was duidelijk dat de wereld vragende partij was om een teken van hoop te ontvangen. De opeenstapeling van moordpartijen van Al-Salihun hadden de meeste landen grondig ontwricht. Een derde wereldoorlog leek onvermijdelijk. Het machtige China en Rusland mobiliseerden miljoenen troepen om een religieuze dreiging uit te roeien, het Westen was in diepe comateuze rouw, de klok tikte, de mensen waren aan het wachten op de laatste spreekwoordelijke druppel.
Op een vrijdagavond was het een drukte van jewelste in de kantoren van het Vaticaan, de kardinalen die het hadden overleefd communiceerden honderduit met elkaar. Maldini die zich had opgeworpen al de peetvader van het geloof was tegen zijn vaste houding in, nerveus en prikkelbaar. Toen hij een vergadering bijzat van kardinalen, had hij blijkbaar vergeten dat ik aanwezig was in de kamer en begon hij vrijuit te praten met zijn collega’s. Het feit dat men dacht dat ik het Italiaans niet machtig was zal zijn rol gehad hebben, doch de flarden die ik kon opvangen intrigeerden me mateloos. Maldini sprak in de toekomstige tijd over een aanval op de Israëlitische Knesset (*2). Voor zover ik wist, had deze terreurdaad nog niet plaatsgevonden. De zwaarlijvige kardinaal beval dat er duidelijke sporen moesten zijn met Al-Salihun. Het koste me de controle over elke spier in mijn lichaam om fysiek niet te reageren op het gesprek. Voor het eerst zag ik mijn opdrachtgever de kamer in turen met een hysterische bijna diabolische waas in zijn ogen. “De Joodse luchtmacht zal Teheran van de wereldkaart vegen” zei hij smalend, bijna kinderlijk geamuseerd. Een tiental oudere mannen knikten instemmend. Eventjes keek men naar mijn richting, maar mijn stoïcijnse houding gaf hen het verkeerdelijk beeld dat ik geen woord verstond van het gesprek. Ongestoord gingen ze verder met hun retoriek. “Honderdduizenden drones en kruisraketten zullen alle hoofdsteden van de islam in puin leggen” zei kardinaal Sin waarbij hij een kleine wraaklustige glimlach niet kon onderdrukken. ”Klopt” zei Maldini terwijl zijn vuist zwaar lande op zijn bureau “De Russen en de Chinezen zijn al aan boord”. Mijn bloed stolde in mijn aderen en ik probeerde te bevatten wat ik hoorde. “Na de geplande aanslag op de Amerikaanse vicepresident morgen, zullen de Amerikanen geen keuze hebben om genadeloos toe te slaan” zei Maldini plechtig alsof het een kiesbelofte was. Zijn gezicht was nu opgezwollen van opwinding en voor het eerst zag ik de persoon achter het purperen gewaad. “Wij danken de blinde moslimhaat voor het uitvoeren van onze plannen” zei een oudere Spaanse kardinaal “De wereld heeft geen notie dat Al-Salihun voor ons werkt, de moslims hebben geen besef dat wij hen financieren, een grote overwinning voor onze Heer”. Allen mompelden instemmend.
De wanhoop nabij keek ik naar het grote purperen gordijn dat fladderde aan het balkon…mijn nachtmerrie was realiteit geworden. De herbeleving van mijn hypnose ervaring bij de psychiater werd een feit. Het plots luiden van de klokken, leek een magisch surrealistisch moment. Maldini keek op met een Machiavellische blik tot de aanwezigen en zei kalm ”Het is tijd”. “Het nieuw tijdperk is begonnen op de zesde dag, van de zesde maand om zes uur Romeinse tijd”. Tot mijn ontzetting keek hij doordringend mij aan met de volgende woorden: “Mijnheer Vandervoort, het is ook voor u tijd om de nieuwe leider van de vrije wereld te ontmoeten”. De verbazing op mijn gezicht moet illustrerend zijn geweest. “Vanaf morgen wordt de noodtoestand afgekondigd in de beschaafde wereld” vervolgde hij met een sarcastische glimlach “voor het eerst zal het ware geloof ondersteund worden door een nieuwe wereldeenheid”. Op hetzelfde moment kwamen zwaarbewapende wachters binnen, in gitszwarte uniformen met aan de rechter arm een purperen band met de apostolische sleutels als symbool. “Kom Thomas” zei hij nu gemoedelijk “Volg mij en ontmoet de verlosser, die u zult bewaken met uw leven”. In een posttraumatische narcose volgde ik de Kardinaal nu omringd door elite soldaten naar een ander deel van het Vaticaan. “Blijf hier” gebood Maldini streng. Hij klopte op de deur en een kleine gestalte kwam uit de kamer volledig gehuld in een purperen habijt. Tevergeefs probeerde ik een glimp op te vangen van deze man. In de gang bemerkte ik plotseling de bediende die mij het geheimzinnige briefje had overhandigd, zijn ogen smeekten mij om niets te verhullen, wat ik ook wijselijk deed. Maldini stond voor de purperen gestalte, knielde neer en sprak vervolgens “Kom excellentie, uw rijk wacht op u”. Als genageld bleef ik staan kijken, naar de koperen plaat op de deur waar te lezen stond…Papa Emeritus.
*1 Sede Vacante (lege stoel).
*2 Knesset (parlement van Israël).
Het verhaal is fictie maar zou waar kunnen zijn (worden). Gelijkenissen zijn gebaseerd op hypothetische figuren en dienen te worden onderscheiden van de werkelijkheid.